AR1 Formuleren H4

Wat is de juiste spelling van het voltooid deelwoord?

ontkennen
A
ontkent
B
ontkend
1 / 25
next
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Wat is de juiste spelling van het voltooid deelwoord?

ontkennen
A
ontkent
B
ontkend

Slide 1 - Quiz

Wat is de juiste spelling van het voltooid deelwoord?

vissen
A
gevist
B
gevisd

Slide 2 - Quiz

Wat is de juiste spelling ?

... (vluchten) door de bossen werd hij achtervolgd door de grote hond.
A
vluchtent
B
vluchtend

Slide 3 - Quiz

Lees onderstaande tekst kritisch door. De vraag bij de tekst staat op de volgende slide. 
Vorige maand stond op de A58 een lange file vanwege een gekantelde vrachtwagen. De chauffeur van de gekantelde vrachtwagen was de macht over het stuur kwijtgeraakt, waardoor de vrachtwagen was gaan slingeren en gekanteld was. Zo’n gekantelde vrachtwagen komt wel vaker voor, maar deze gekantelde vrachtwagen was geladen met augurken. De lading augurken lag verspreid over de hele snelweg. Voordat de auto’s achter de gekantelde vrachtwagen door konden rijden, moest de lading augurken eerst opgeruimd worden. 

Slide 4 - Slide

Welk woord in de tekst wordt vaak herhaald?

Slide 5 - Mind map

Hoe zouden we deze woorden aan kunnen passen, zodat de tekst interessanter wordt om te lezen?
Vorige maand stond op de A58 een lange file vanwege een gekantelde vrachtwagen. De chauffeur van de gekantelde vrachtwagen was de macht over het stuur kwijtgeraakt, waardoor de vrachtwagen was gaan slingeren en gekanteld was. Zo’n gekantelde vrachtwagen komt wel vaker voor, maar deze gekantelde vrachtwagen was geladen met augurken. De lading augurken lag verspreid over de hele snelweg. Voordat de auto’s achter de gekantelde vrachtwagen door konden rijden, moest de lading augurken eerst opgeruimd worden. 

Slide 6 - Slide

Karina verlangt naar de vakantie, want ... gaat ze in Marokko doorbrengen.
A
die
B
dit

Slide 7 - Quiz

Weet jij waarom dit tijdschrift, .. al jaren bestaat, niet meer zal verschijnen?
A
die
B
dat

Slide 8 - Quiz

Voor de Spelen bouwde China een mooi stadion, ... prachtig verlicht was.
A
die
B
dat

Slide 9 - Quiz

Sleep het woord naar de juiste meervoudsvorm
zijn
haar
Marieke houdt van lezen. .... boekenkast staat vol met boeken.

Daar loopt Joost met ... nieuwe jas aan.

De gemeenteraad (m) neemt zijn verantwoordelijkheid.

Slide 10 - Drag question

Leerdoelen van deze les:
Aan het eind van deze les kun je:
  • naar mannelijke, vrouwelijke en onzijdige woorden verwijzen.

Slide 11 - Slide

 H2 Formuleren 
Een zelfstandig naamwoord is een de-woord of een het-woord.
  • de-woorden: mannelijk (m) of vrouwelijk (v)
  • het-woorden: onzijdig (o)
Je kunt het woordgeslacht opzoeken in een (online)woordenboek.

Bij mannelijke en vrouwelijke woorden (de-woorden) verwijs je met deze en die.
Bij onzijdige woorden (het-woorden) verwijs je met dit en dat.


Slide 12 - Slide

 H4 Formuleren 
Om een tekst interessanter te maken of om te voorkomen dat je een zelfstandig naamwoord steeds herhaalt, gebruik je verwijswoorden. Met een verwijswoord wijs je terug naar een woord dat eerder genoemd is (antecedent).

Welk verwijswoord je gebruikt, hangt af van het woordgeslacht van het zelfstandig naamwoord waar je naar verwijst.

  • De discotheek (v) heeft al haar sponsors uitgenodigd voor een party.
  • Doordat dit schilderij (o) beschadigd is, heeft het veel van zijn waarde verloren. 


Slide 13 - Slide

 H4 Formuleren
Naar zelfstandige naamwoorden
verwijs je met:
en:
in het enkelvoud, mannelijk
hij, hem, zijn
deze, die
in het enkelvoud, vrouwelijk
zij, ze, haar
deze, die
in het enkelvoud, onzijdig
het, zijn
dit, dat
in het meervoud
zij, ze, hen, hun
dit, dat

Slide 14 - Slide

'Ik wil graag een trui passen', zei de klant. De verkoper vroeg daarop: '... hier?'

A
deze
B
die
C
dit
D
dat

Slide 15 - Quiz

De ijsplaat van de vitrine, ... de ijsverkoper zo ijverig stond schoon te maken, brak ineens in honderd stukken.
A
deze
B
die
C
dit
D
dat

Slide 16 - Quiz

'Het breiwerk van je vriendinnetje is mooi regelmatig, maar ... is prutswerk.
A
deze
B
die
C
dit
D
dat

Slide 17 - Quiz

Wat is het woordgeslacht van 'bibliotheek'?

Gebruik evt. een woordenboek.
A
mannelijk
B
vrouwelijk

Slide 18 - Quiz

Kies het juiste verwijswoord bij 'bibliotheek'.
A
het
B
hij
C
ze

Slide 19 - Quiz

Wat is het woordgeslacht van 'koning'?

Gebruik evt. een woordenboek.
A
mannelijk
B
vrouwelijk

Slide 20 - Quiz

Kies het juiste verwijswoord bij 'koning'.
A
het
B
hij
C
ze

Slide 21 - Quiz

Wat kies je?
Ik snap het! Ik wil graag zelf aan de slag.
Ik snap het nog niet zo goed. Ik wil graag opdrachten samen maken

Slide 22 - Poll

Aan de slag!
Afmaken
 Spelling H4 -voltooid deelwoord. 
Opdrachten onder de 60% maak je opnieuw.

Ga aan de slag met NL Online H4 Formuleren
Alle opdrachten van je leerroute maken

Klaar?
Nieuwsbegrip maken

Slide 23 - Slide

Ik kan verwijswoorden correct gebruiken.
A
Ja
B
Nee

Slide 24 - Quiz

Volgende les
12 maart: Formuleren H4 af.

In de les: Spelling H5

Slide 25 - Slide