Verwijzen met deze, die, dit, dat

Pak je leesboek en ga lekker lezen!


Gebruik je lees-ABC
timer
10:00
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Pak je leesboek en ga lekker lezen!


Gebruik je lees-ABC
timer
10:00

Slide 1 - Slide

Wat gaan we deze les doen?
  • Verwijzen
  • Zelf aan de slag!



Slide 2 - Slide

Doelen van deze les:
Aan het einde van de les:
  • weet je wat verwijswoorden zijn;
  • weet je hoe je verwijswoorden correct kunt gebruiken.

Slide 3 - Slide

Lees onderstaande tekst kritisch door.
Vorige maand stond op de A58 een lange file vanwege een gekantelde vrachtwagen. De chauffeur van de gekantelde vrachtwagen was de macht over het stuur kwijtgeraakt, waardoor de vrachtwagen was gaan slingeren en gekanteld was. Zo’n gekantelde vrachtwagen komt wel vaker voor, maar deze gekantelde vrachtwagen was geladen met augurken. De lading augurken lag verspreid over de hele snelweg. Voordat de auto’s achter de gekantelde vrachtwagen door konden rijden, moest de lading augurken eerst opgeruimd worden. 

Slide 4 - Slide

Hoe zouden we deze woorden aan kunnen passen, zodat de tekst interessanter wordt om te lezen?
Vorige maand stond op de A58 een lange file vanwege een gekantelde vrachtwagen. De chauffeur van de gekantelde vrachtwagen was de macht over het stuur kwijtgeraakt, waardoor de vrachtwagen was gaan slingeren en gekanteld was. Zo’n gekantelde vrachtwagen komt wel vaker voor, maar deze gekantelde vrachtwagen was geladen met augurken. De lading augurken lag verspreid over de hele snelweg. Voordat de auto’s achter de gekantelde vrachtwagen door konden rijden, moest de lading augurken eerst opgeruimd worden. 

Slide 5 - Slide

Karina verlangt naar de vakantie, want ... gaat ze in Marokko doorbrengen.
A
die
B
dit

Slide 6 - Quiz

Weet jij waarom dit tijdschrift, .. al jaren bestaat, niet meer zal verschijnen?
A
die
B
dat

Slide 7 - Quiz

Voor de Olympische Spelen bouwde China een mooi stadion, ... prachtig verlicht was.
A
die
B
dat

Slide 8 - Quiz

 H4 Formuleren 
Een zelfstandig naamwoord is een de-woord of een het-woord.
  • de-woorden: mannelijk (m) of vrouwelijk (v)
  • het-woorden: onzijdig (o)
Je kunt het woordgeslacht opzoeken in een (online)woordenboek.

Bij mannelijke en vrouwelijke woorden (de-woorden) verwijs je met deze en die.
Bij onzijdige woorden (het-woorden) verwijs je met dit en dat.


Slide 9 - Slide

'Ik wil graag een trui passen', zei de klant. De verkoper vroeg daarop: '... hier?'

A
deze
B
die
C
dit
D
dat

Slide 10 - Quiz

De ijsplaat van de vitrine, ... de ijsverkoper zo ijverig stond schoon te maken, brak ineens in honderd stukken.
A
deze
B
die
C
dit
D
dat

Slide 11 - Quiz

'Het breiwerk van je vriendinnetje is mooi regelmatig, maar ... is prutswerk.
A
deze
B
die
C
dit
D
dat

Slide 12 - Quiz

Wat is het woordgeslacht van 'bibliotheek'?

Gebruik evt. een woordenboek.
A
mannelijk
B
vrouwelijk

Slide 13 - Quiz

Wat is het woordgeslacht van 'koning'?

Gebruik evt. een woordenboek.
A
mannelijk
B
vrouwelijk

Slide 14 - Quiz

Aan de slag!
Maak H6 Formuleren (blz 234 en 235)
Opdracht 1, 2, 3, 5

Klaar? 
Opdracht 4 of lezen in je leesboek.

Slide 15 - Slide

Lesdoelen
Weten we wat verwijswoorden zijn?
Weten we wanneer we de verschillende verwijswoorden gebruiken?

Slide 16 - Slide