genetica

hst 2 Erfelijkheid/genetica
Materialen tijdens de lessen biologie:
boek
ipad of laptop (laptop is beter)
aantekeningen schrift
potlood HB, geodriehoek, rekenmachine

1 / 32
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

hst 2 Erfelijkheid/genetica
Materialen tijdens de lessen biologie:
boek
ipad of laptop (laptop is beter)
aantekeningen schrift
potlood HB, geodriehoek, rekenmachine

Slide 1 - Slide

genetica(erfelijkheidsleer)

Slide 2 - Mind map

onderwerpen
DNA, genen,allelen, kruisingsschema`s
stambomen
zie begrippenlijst op leswijs

Slide 3 - Slide

bst 1 Erfelijk materiaal
(bijna) Elke cel van een organisme heeft een celkern met daarin het erfelijk materiaal.
Dit erfelijk materiaal zit vastgelegd in DNA moleculen.
Het menselijk lichaam bevat per cel 46 chromosomen die voor het grootste gedeelte bestaan uit DNA. 

Slide 4 - Slide

Een mens heeft 46 chromosomen. Hoeveel chromosomen heb je van je moeder?
A
46
B
23
C
22
D
45

Slide 5 - Quiz

Wat is de functie van DNA?
A
het maken van eiwitten
B
het coderen voor eiwitten
C
het coderen voor RNA
D
het maken van RNA

Slide 6 - Quiz

De mens heeft per cel dus 46 chromosomen
23 van de vader 23 van de moeder.

44 chromosomen zijn autosoom
2 chromosomen zijn geslachtschromosomen

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Hoe groot is de kans op een jongen?


vader heeft XY moeder heeft XX
vader geeft 1 chromosoom door de moeder ook.
schema:

Slide 9 - Slide

Hoe groot is de kans op een jongen?

Slide 10 - Open question

Allelen
Genen
blauw
kleur ogen

Iedereen heeft dezelfde
Niet iedereen heeft dezelfde
Bloedgroepen
Ia, Ib, i

Slide 11 - Drag question

Voor het uitrekenen van genetische vraagstukken gebruiken we altijd een kruisingsschema!  
Hierin zetten we de eicellen en zaadcellen. 

Slide 12 - Slide

nieuwe termen
homozygoot
heterozygoot
dominant
recessief
genotype
fenotype
genen
allelen

Slide 13 - Slide

genotype
Fenotype
XY
kan niet veranderen!
is erfelijk
kan soms tijdens het leven veranderen
is niet overerfbaar
bloedgroep A
Is niet altijd zichtbaar

Slide 14 - Drag question

Intermediair
Twee allelen zijn beide dominant en komen beide tot uiting in het fenotype.
Bv een rode en een witte roos worden gekruist, wit en rood zijn intermediair en de nakomelingen krijgen hierdoor rose bloemen.

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Stambomen
mannen zijn een vierkantje
vrouwen zijn een rondje

Slide 17 - Slide

Bij de fruitvlieg is het gen voor grijze lichaamskleur (G) dominant over het gen voor zwarte lichaamskleur (g). Twee vliegen worden gekruist en kregen 158 grijze en 49 zwarte nakomelingen. Wat i het genotype van de ouders?
A
GG en Gg
B
Gg en Gg
C
GG en GG
D
Gg en gg

Slide 18 - Quiz

Iemand die zijn tong kan rollen heeft allel R. Een persoon die zijn tong niet kan rollen rr heeft twee zussen die dit wel kunnen. Wat kan het genotype van de zussen zijn?
A
RR
B
RR en Rr
C
rr

Slide 19 - Quiz

Lethale factor
Sommige allelen hebben een mutatie waardoor ze de levensvatbaarheid van een organisme kunnen beinvloeden.
Als een organisme twee allelen met mutatie heeft is het niet levensvatbaar en wordt dus niet eens geboren!! Dit betekent dat in de populatie een bepaalt genotpe compleet ontbreekt.

Slide 20 - Slide

X- chromosomale kruisingen
De meeste genen liggen op autosomale chromosomen: dus chromosoom 1 t.m. 22.
Er liggen echter ook genen op het X chromosoom
Het Y chromosoom is heel klein en hierop liggen (vrijwel) geen genen.
Dit heeft effect op de manier waarop genen die liggen op het X chromosoom overerven.

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

gekoppelde overerving

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Video

Multipele allelen

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Video

dihybride kruisingen
alleen vwo

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Video

polygene overerving (geen toetsstof)

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Video