2THA Thema A Lezen/kijken

Thema A Lezen
paragraaf 6 Schema's maken
1 / 36
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Thema A Lezen
paragraaf 6 Schema's maken

Slide 1 - Slide

Schema's maken
Doel:
  • Je leert informatie uit een schema te halen
  • Je leert informatie in een schema te zetten
  • Je kan hoofd- en bijzaken in een tekst onderscheiden.

Slide 2 - Slide

Wat vertel je als je kort wilt vertellen waar een tekst over gaat?
A
Hoofdzaken
B
Bijzaken

Slide 3 - Quiz

Wat weet je al over hoofd- en bijzaken?

Slide 4 - Slide

Hoofdzaken
De belangrijkste informatie in een tekst noem je de hoofdzaken
Wat niet zo belangrijk is, zijn de bijzaken.

De hoofdzaken van een tekst vind je in de inleiding en/of het slot
Ook iedere alinea heeft een hoofdzaak. Deze vind je in de eerste of laatste zin.





Slide 5 - Slide

Leesstrategieën
  1. Oriënterend lezen
  2. Globaal lezen 
  3. Precies lezen
  4. Hoofdgedachte

Slide 6 - Slide

Lees de volgende tekst oriënterend en globaal.

Wat is de hoofdzaak?

Slide 7 - Slide

Lees deze tekst 

Slide 8 - Slide

Wat is de hoofdzaak?

Slide 9 - Open question

Wat voor tekstsoort is dit?
A
studietekst
B
nieuwsbericht
C
advertentie
D
schoolverslag

Slide 10 - Quiz

bijzaken
De niet zo belangrijke zaken in een tekst noem je de bijzaken
Dit zijn bijvoorbeeld:
  • Voorbeelden en extra uitleg
  • Maakt de tekst duidelijker, leuker of beter te begrijpen.
Vooral in de alinea's in het middenstuk vind je voorbeelden en extra uitleg

Slide 11 - Slide


Is het citaat in alinea 2 een hoofdzaak of een bijzaak?
A
hoofdzaak
B
bijzaak

Slide 12 - Quiz

Wat is de hoofdzaak?

De burgemeester bezocht afgelopen zaterdag mevrouw De Jong voor haar honderdste verjaardag.
Mevrouw de Jong woont in een verzorgingshuis.
___________________
A
De burgemeester bezocht afgelopen zaterdag mevrouw de Jong voor haar honderdste verjaardag.
B
Mevrouw de Jong woont in een verzorgingshuis.

Slide 13 - Quiz

Wat is de hoofdzaak?
Alle leerlingen van klas twee konden meedoen aan een beroepencarrousel.
Ouders van leerlingen vertelden over hun beroep.
De leerlingen werden in groepen ingedeeld.
A
Alle leerlingen van klas twee konden meedoen aan een beroepencarrousel.
B
Ouders van leerlingen vertelden over hun beroep.
C
De leerlingen werden in groepen ingedeeld.

Slide 14 - Quiz

Teksten met meer alinea's

- Elke alinea heeft een eigen 

   hoofdzaak, want de schrijver 

   wil in elke alinea iets     vertellen


- De rest van de zinnen zijn 

   bijzaak

Slide 15 - Slide

Teksten met meer alinea's
  • Noem de hoofdzaken per alinea.

  • Welke woorden helpen je in alinea 5 de hoofdzaken uit de tekst te halen?

Slide 16 - Slide

Tekstverbanden en signaalwoorden
  • Signaalwoorden helpen de hoofdzaak te vinden.

  • De 5 w+h (wie, wat, waar, wanneer, waarom en hoe) vragen helpen de hoofdzaak kort te omschrijven.

Slide 17 - Slide

Wat vertel je als je kort wilt vertellen waar een tekst over gaat?
A
Hoofdzaken
B
Bijzaken

Slide 18 - Quiz

dus...

Slide 19 - Slide

Zet hoofdzaken in een schema
  • Schrijf de hoofdzaak in steekwoorden.
  • Maak een schema van de hoofdzaken in een tekst.

Slide 20 - Slide

Opdrachten maken
opdracht 1, 2 en 3.

Slide 21 - Slide

Kijken thema A
Aantekeningen maken
Informatie onthouden
Actief luisteren
Belangrijke informatie opschrijven

Slide 22 - Slide

Oefenen aantekeningen maken
Noteer de 5 W+H vragen onder elkaar.

Noteer de hoofdzaken uit dit fragment 

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Link

nakijken
  • Hoofdzaken:
  • 4 Gevaren van een mui - niet tegen de stroom in zwemmen!
  • Gevaren v.d. zee: aflandige wind
  •                    oost, waait de zee inwaarts                                
                          drijfmiddel is risicovol, snel ver van kust: je  
                         komt niet meer goed terug.
             

Slide 25 - Slide

  • Reddingsbrigade surveilleert: lijn denkbeeldig
voorbij gaan = niet gevaarlijk, maar wel grens veiligzwemgebied.voorkomt steeds dieper gaan.Voordat je water in gaat: 1. veilige plek? 2. toezicht? 3. vlaggen?
    rood = niet water in   geel = oppassen
    oranje = geen drijfmiddelen

Slide 26 - Slide

samenvatten
  • Als je een tekst moet onthouden, kun je de belangrijkste informatie in een samenvatting zetten.
  • Een samenvatting maak je door de belangrijkste zinnen van de alinea's onder elkaar te zetten.
  • Je kunt de samenvatting beginnen of eindigen met de hoofdgedachte van de tekst

Slide 27 - Slide

Lees de tekst

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Wat is het onderwerp van de tekst?
A
supermodel Doutzen Kroes
B
optredens van bekende artiesten
C
actie van Dance4Life
D
inzameling van 350 duizend euro

Slide 30 - Quiz

Je weet nu...
  1. het verschil tussen hoof- en bijzaken in een tekst
  2. hoe je hoofdzaken uit een tekst kunt halen

Slide 31 - Slide

Lesopbouw

Eerste blokuur: 

1. Lezen 20 minuten

2. Beter spellen

3. Bespreken hoofd -en bijzaken.

Tweede blokuur:

1. Opdrachten maken hoofdstuk 2 Lezen: hoofd -en bijzaken. 

We starten met opdracht 1.

2.Klaar? Doe opdracht 2.

3. Klaar? In stilte boek lezen of huiswerk maken.





Slide 32 - Slide

Hoofdstuk 2: Lezen: blz. 38 t/m 43
Start met opdracht 1 en 2. Klaar? Haal het antwoordblad op bij mij. 
Aan de slag!
Aan de slag?
Aan de slag.

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Lesdoel
1. Ik weet het verschil tussen hoofd- en bijzaken in een tekst.
2. Ik weet hoe je hoofdzaken uit een tekst kunt halen.

Slide 36 - Slide