P8 - Les 4 - Specifieke afweer

• Anatomie
• MBO
• Studiejaar 2

AFP p8 wk 5 P afweer/infectie

Deze les

• Start, lesdoel
• Welke van de drie hoort er niet bij?
• specifieke afweer
• Uitleg opdracht folder, werken aan folder
• afsluiting 

lesdoel

Je kan na deze les benoemen welke cellen zijn betrokken bij de specifieke afweer en wat de onderlinge verschillen zijn.

Je bent op weg met de folderopdracht, je begrijpt wat je moet doen en kan dit uitleggen aan de groep

Hoe?

Bedenk eerst zelf welk woord er volgens jou niet bij hoort

Leg dit vervolgens uit aan je buurman/buurvrouw

Wissel uit met een ander tweetal

Terugkoppeling in viertallen

Welke hoort er niet bij?

• geel
• groen
• rood
• vierkant 

Welke van de 3

1. Granulocyten
2. Huid
3. Maagzuur 

Welke van de 3 hoort er niet bij?

1. Monocyten
2. Granulocyten
3. B-lymfocten 

Welke van de 3 hoort er niet bij?

1. Immunoglobulinen
2. Antistoffen
3. Antigenen 

Antistoffen

• Antistoffen tegen antigenen
  
  

• Specifiek tegen de ziekteverwekker

Antistoffen

• Het lichaam maakt antistoffen
• Antistoffen 'passen op' antigenen
• Elk antigen heeft eigen antistof
• Ziekteverwekkers kunnen niks meer

Welke van de 3 

1. T-memory cel
2. T-killer cel
3. B-memory cel 

T-lymfocyten en B-lymfocyten

T-lymfocyten en B-lymfocyten. Beide worden tijdens het embryonale leven gemaakt in het beenmerg.

De T-cellen gaan naar de thymus worden geprogrammeerd

Rijping T-cellen

1. onrijpe T-cellen gaan naar de thymus.
2. Thymus presenteert lichaamseigen antigenen
3. T-cellen die binden met lichaamseigen antigenen gaan dood

rijping T-cellen

geheugen B-lymfocyten

geheugen B-lymfocyten

• komen in actie als er later opnieuw een besmetting met dezelfde ziekteverwekker optreedt (hebben ze onthouden)
• maken grote hoeveelheden immunoglobuline/antistoffen/antilichamen aan.
• humorale immuniteit/afweer, humor = lichaamsvocht (bloed en lymfe)

Verschillen in lymfocyten

B-cel valt pathogeen aan buiten de cel

T-cel valt pathogenen aan binnen de cel

B-lymfocyten

• vormen zich in het rode beenmerg
• bij contact met antigeen gaan ze vermenigvuldigen
• een deel gaat specifieke antistoffen maken tegen het antigeen
• deze specifieke antistoffen maken de ziekteverwekker onschadelijk
• werkt op 1 ziekteverwekker
• de meeste antistoffen verdwijnen na verloop van tijd uit het lichaam

T-cel

T- helpercellen: Th-cellen stimuleren aanmaak/vrijkomen van de specifieke T+B lymfocyten tegen een specifiek pathogeen

T-cytotoxische cellen: Tc-cellen doden virussen en andere pathogenen of maken ze onschadelijk.

T- memory cellen: Tm-cellen, bij een herhaalde infectie herkennen ze het specifieke antigeen, hierdoor is de immuunrespons sneller 

T-cellen rijpen in de Thymus

(zwezerik)

NK-cel (Natural Killer)

• 8-20% van alle lymfocyten
  
• verschil met T en B-cellen is dat NK-cellen niet specifiek op 1 antigeen reageren.
• Cellulaire immuniteit

Allergie

-Allergeen

- Mestcel

- IgE antistoffen

-histamine als mediator

Wat is het verschil tussen een ontsteking en een infectie?

Welke ziekteverwekker is dit?

1. schimmel
2. bacterie
3. virus
4. Parasiet

HUISWERK

Folder in tweetallen is af voor volgende week woensdag 19 juni. In deze les presenteren jullie je folder.

Bestudeer boek Interne Geneeskunde en Chirurgie hoofdstuk 2