Hulpwerkwoord: zorgt voor tijd / wens / verplichting van een ander ww (zal, wil, heb &vtt, moet,...)
Zelfstandig ww: geeft de echte actie aan (sprinten, spelen, chatten)
Koppelwerkwoord: koppelt eigenschap aan onderwerp => dus naamwoordelijk gezegde (zijn, worden, blijken, etc.)