3e naamval: VZ + PVNMW + Lidwoord

Live en online: 
Werkboek + schrift + pen liggen klaar.


Online les? Camera aan.
Les op school? Mobiel in je tas.

Je maakt de opgaven in je werkboek + online.

1 / 16
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Live en online: 
Werkboek + schrift + pen liggen klaar.


Online les? Camera aan.
Les op school? Mobiel in je tas.

Je maakt de opgaven in je werkboek + online.

Slide 1 - Slide

Wir fangen an mit.......

Slide 2 - Slide

Was ist dein Lieblingstier?
Mein Lieblingstier ist..........
Warum ist ........ dein Lieblingstier? 
Weil es...............

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Link

Was macht ihr Heute?
- Hausaufgaben kontrollieren und besprechen

- Wiederholen:
   3e naamval
   voorzetsels
   persoonlijke voornaamwoorden
   de "der - en eingroep"

- Wir üben zusammen

- Hausaufgaben


  

- We maken samen een handig schema voor de der-groep en de ein-groep in de 1e, 4e en 3e naamval.

- Zusammen: Übung 14 und 15.

- Hausaufgaben.





Slide 5 - Slide

Lernziele

Am Ende dieser Stunde: 

Heb je de voorzetsels van de 3e naamval herhaald en kun je via het stappenplan de juiste vorm van het persoonlijk voornaamwoord en het lidwoord (uit de der-groep of uit de ein-groep) invullen in een Duitse zin.






Slide 6 - Slide

Was weiꞵt du noch? 
Voorzetsel van de 3e naamval. 
Hoeveel zijn het er ook al weer?

Schrijf ze op in je schrift.
Je krijgt hiervoor 2 minuten de tijd.
Ben je eerder klaar, schrijf dan op wat ze in het Nederlands betekenen.




timer
2:00

Slide 7 - Slide

Persoonlijke voornaamwoorden 1e, 3e, en 4e naamval

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

 Wir üben zusammen 

Slide 11 - Slide

Der-groep 1e, 3e en 4e naamval

Slide 12 - Slide

Ein-groep in de 1e, 3e, en 4e naamval

Slide 13 - Slide

Stappenplan
Stap 1. Zoek of er in de zin een voorzetsel staat!
  Ja? -> Gefeliciteerd. Je hoeft niet te ontleden.
Stap 2. Kijk wat voor een soort woord er na het voorzetsel komt.
- Een woord uit de der / ein groep -> gebruik het schema I of II
Of
- Een persoonlijk voornaamwoord -> gebruik schema III
Stap 3. Kijk in de zin of het zelfstandig naamwoord mannelijk, vrouwelijk, onzijdig of meervoud is.
Deze stap wordt overgeslagen bij het persoonlijk voornaamwoord.
Stap 4. Kijk in het goede schema welke vorm je nodig hebt.







Slide 14 - Slide

Zusammen / samen:

Antwoorden schrijf jij op in jouw werkboek/
aantek.schrift.
Daarna online oefening
opzoeken en maken.

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide