4 Barok Rococo inleiding

BAROK EN ROCOCO
1 inleidende vragen
2 introductie video
3 vragen

Gebruik je boek Kunst op Niveau
1 / 21
next
Slide 1: Slide
KunstMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

BAROK EN ROCOCO
1 inleidende vragen
2 introductie video
3 vragen

Gebruik je boek Kunst op Niveau

Slide 1 - Slide

Wat word er bedoeld met dynamisch?
A
warmte
B
energie
C
beweging
D
licht

Slide 2 - Quiz

In welke periode spreken we van de Barok?
A
1100-1250
B
1250-1500
C
1450-1620
D
1600-1720

Slide 3 - Quiz

Ze streefden tijdens de Barok naar beweging richting de hemel. Waar of niet waar?
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quiz

Welk kenmerk hoort niet bij de Barok architectuur van Italië?
A
grillig gebogen vormen
B
kolossale zuilen
C
gebruik van symmetrische plattegrond
D
ovale vormen

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Video

Welk typisch kenmerk van de Barok zien we hier?
A
horizontale lijnen
B
clair-obscur
C
trompe l'oeil

Slide 7 - Quiz

Waarom gebruikte de kerk juist de barokkunst in een poging hun macht te herstellen?

Slide 8 - Open question

Wat bereik je met het gebruik van clair‐obscur, diagonalen, asymmetrie, reliëfwerking, veel aandacht voor gezichtsuitdrukking en lichaamstaal.

Slide 9 - Open question

Noem vier kenmerken van de barokarchitectuur.

Slide 10 - Open question

Slide 11 - Video

Bekijk het Stadhuis op de Dam en de San Carlo alle Quattro Fontane (leerboek pag. 53). De architectuur in Nederland is heel anders dan de architectuur in Italië. Vergelijk beide gebouwen met elkaar. Welke verschillen vallen je op?
KLIK OP FOTO VOOR VERGROTING

Slide 12 - Open question

De macht in Nederland ligt bij rijke burgers, niet bij de adel of de kerk. De rijke burgers gingen niet mee met de pronkerige barokstijl, maar kozen voor de architectuur van het classicisme.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quiz

Wat is een genrestuk?

Slide 14 - Open question

KUNSTBESCHOUWING

Slide 15 - Slide

VOORSTELLING
A
Nauwkeurig beschrijven wat zich afspeelt in het kunstwerk (zoals een bloeiende boom, een verdrietige gezichtsuitdrukking, jurk met veel stof en details).
B
Vorm, kleur, licht, ruimte, compositie, materiaal, techniek en hanteringswijze.

Slide 16 - Quiz

VORMGEVING
A
Dit gaat over het gebruik van kleur, licht, vorm, compositie, materiaal, techniek en hanteringswijze.
B
Dit gaat over wat er gebeurt in de voorstelling.

Slide 17 - Quiz

Noem 3 aspecten (kenmerken) van de voorstelling
die de dramatiek versterken?
Dus wat maakt de voorstelling dramatisch?

Slide 18 - Open question

Leg aan de hand van twee aspecten van de vormgeving uit
hoe de dynamiek in het schilderij van Gentileschi wordt versterkt.

Slide 19 - Open question

Slide 20 - Video

Slide 21 - Video