Hoofdstuk 3: Communiceren met de zorgvrager

Communiceren met de zorgvrager
1 / 18
next
Slide 1: Slide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 3,4

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Communiceren met de zorgvrager

Slide 1 - Slide

Deze les:
  • Doelstellingen 
  • Respect
  • Normen en waarde
  • Empathie 

Slide 2 - Slide

Doelstellingen
Aan het einde van dit hoofdstuk weet je:
  1. Wat bedoeld wordt met een respectvolle omgang en empathie 
  2. Op welke manier je een gesprek voert met een zorgvrager
  3. Wat de begrippen normen en waarden betekenen
  4. Het verschil tussen open en gesloten vragen

Slide 3 - Slide

Vorige les:
  • Het zorgdossier
  • Zorgleefplan

Slide 4 - Slide

Lezen inleiding 3.1

Slide 5 - Slide

Respectvolle omgang


Respectvolle omgang in de zorg noem je ook wel respectvolle bejegening
  • de manier waarop je met iemand omgaat
  • de wijze waarop je je gedraagt ten opzichte van een ander
  • een houding die respect uitstraalt

Slide 6 - Slide

Respectvolle omgang


Handelen vanuit een respectvolle houding: 
  • geen verschil tussen zorgvragers maken
  • zorgvuldig omgaan met de privacy van de zorgvrager
  • zorgvuldig omgaan met de persoonlijke eigendommen
  • luisteren naar de wensen van de zorgvrager
  • correct omgaan met vertrouwelijke informatie
  • rekening houden met de normen en waarden

Slide 7 - Slide

Empathie

Empathie betekent, dat je je kunt verplaatsen in de gevoelens van een ander


Slide 8 - Slide

Als je iets geleend hebt, dan geef je dit ook terug
A
Norm
B
Waarde

Slide 9 - Quiz

je vindt privacy belangrijk als je aan het douchen bent
A
Norm
B
Waarde

Slide 10 - Quiz

Normen en waarden 


Normen staat voor wat je normaal vindt. 
  • je vindt het normaal dat je wacht totdat je aan de beurt bent

Waarden staat voor wat je waardevol oftewel belangrijk vindt.  
  • je vindt privacy belangrijk als je aan het douchen bent

Slide 11 - Slide

Communiceren



Communiceren = het overbrengen van gedachten, wensen, gevoelens en ideeën. 

  • Communiceren mét woorden noem je verbale communicatie.
  • Communiceren zonder woorden noem je non-verbale communicatie.

Slide 12 - Slide

Normen en waarden 


Voorbeeld 1:
De norm is: Als je iets geleend hebt, dan geef je dit ook terug. 
Jouw waarde is: Je hebt respect voor andermans spullen.

Slide 13 - Slide

Het voeren van een gesprek 




Bij een goed gesprek: 
  • wil je de ander leren kennen en begrijpen;
  • neem je de tijd;
  • luister je goed naar de ander;
  • kun je zeggen wat je denkt en wat je voelt; 
  • ben je je bewust van je lichaamstaal;
  • hou je rekening met de privacy van de ander. 


Slide 14 - Slide

Soorten vragen 





Open vragen: 
je krijgt veel informatie 
beginnen altijd met een vraagwoord, zoals wat, 
 wie, waar, welke, wanneer en hoe
Bijvoorbeeld: Wat ga je vanmiddag doen? Hoe voel je je? 

Gesloten vragen:
je krijgt enkel die informatie waarom je gevraagd hebt
je krijgt meestal alleen ja of nee als antwoord
Een gesloten vraag begint met een werkwoord
Bijvoorbeeld: Ga je mee naar de film? Wil je koffie? 




Slide 15 - Slide

Aan de slag
Maken opdracht 3.06 & 3.07 (blz. 176)

Slide 16 - Slide

Aan de slag
Lezen + maken blz. 167 t/m 181 (opdracht 3. 01 t/m 3. 10)

Deelopdracht 1 communiceren (powerpoint maken) (blz. 32)
Deelopdracht 2 het interview (blz. 35)
timer
25:00

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video