This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Kattengedrag module 3
Therapiemethoden
les van ...
Slide 1 - Slide
Uitleg
Hieronder volgen meerdere vragen over de lesstof van de les van ... over de diverse therapiemethoden
Bij de meeste vragen staat ook een toelichting van het juiste antwoord.
Slide 2 - Slide
Welke therapiemethode kan worden omschreven met: “Het achterwege laten van een geconditioneerde stimulus of een bekrachtiger waardoor het dier nieuw gedrag aanleert”
A
negatieve correctie
B
extinctie
C
voorkomen optreden gedrag
D
systematische desensitisatie
Slide 3 - Quiz
Toelichting
Bij voorkomen optreden gedrag wordt gedrag in aanwezigheid van de prikkel onmogelijk gemaakt en SD is een vorm van habituatie waarin het dier stapsgewijs ongevoelig gemaakt wordt voor een prikkel. Bij negatieve correctie gaat het meer over het wegnemen van de aangename prikkel waardoor de kans op het uitvoeren van probleemgedrag in de toekomst afneemt ipv nieuw gedrag aanleren in afwezigheid van de prikkel.
Slide 4 - Slide
Wanneer kun je flooding NIET als therapiemethode inzetten?
A
Als het om een milde angst gaat
B
Als het om probleemgedrag gaat dat controleerbaar is.
C
Als het dier zelf makkelijk de therapie kan stoppen als het te bang wordt.
D
Als het probleemgedrag nauwkeurig bekend is.
Slide 5 - Quiz
Toelichting
Essentieel bij flooding is dat de blootstelling aan de prikkel net zo lang doorgaat totdat er ontspanning optreedt.
Slide 6 - Slide
Wat leert een dier bij ‘escape’ conditionering?
A
Om met eigen gedrag een onaangename prikkel te beëindigen
B
Om een voor het dier onaangename prikkel toegediend te krijgen waardoor de kans op uitvoeren gedrag afneemt.
C
Om een onaangename prikkel te voorspellen, waardoor hij die kan vermijden.
Slide 7 - Quiz
Toelichting
b omschrijft positieve correctie en c omschrijft avoidance conditionering. Escape en Avoidance zijn allebei vormen van negatieve Bekrachtiging.
Slide 8 - Slide
Wat is GEEN voorbeeld van de therapiemethode voorkomen prikkel/context:
A
Katten die elkaar aanvallen gescheiden houden
B
Een paard oogkleppen opdoet zodat hij geen wapperende jassen meer ziet.
C
een andere deurbel gebruiken zodat De hond niet meer reageert.
D
De vogel die visitie aanvalt in de kooi laten als er visite komt.
Slide 9 - Quiz
Toelichting
d omschrijft een vorm van voorkomen optreden gedrag, want de zo kan het probleemgedrag in aanwezigheid van de prikkel ‘visite’ niet worden uitgevoerd.
Slide 10 - Slide
Wat valt niet onder zelfbelonend gedrag?
A
Het kan stress reducerend werken
B
Het kan verveling reducerend werken
C
Als het dier een bekrachtiger verwacht en die komt niet kan dat tot heftige emoties lijden
D
Alle bovenstaande antwoorden zijn correct.
Slide 11 - Quiz
Toelichting
C beschrijft frustratie die tot agressie kan leiden.
Slide 12 - Slide
Wanneer mag euthanasie absoluut niet overwogen worden?
A
Als alle therapie niet leidt tot vermindering van ongewenst gedrag.
B
Als de situatie een gevaar voor de eigenaar of directe omgeving oplevert
C
Als medicatie en andere therapiemethoden niet aanslaan
D
Als de eigenaar het niet meer ziet zitten, omdat die de situatie emotioneel niet aan kan.
Slide 13 - Quiz
Onder welke vorm van operante herconditionering valt “een kat leren bij de achterdeur te zitten in plaats van te krabben aan de deur, door goed gedrag te belonen met het openen van de deur en het geven van vrijheid?”
A
positieve bekrachtiging
B
negatieve bekrachtiging
C
positieve correctie
D
negatieve correctie
Slide 14 - Quiz
Toelichting
Je voegt iets toe (de beloning van de deur openen) waardoor het gedrag toeneemt (zitten ipv krabben).
Slide 15 - Slide
Wat is het gevaar van onregelmatig bekrachtigen?
A
Het gedrag raakt steviger verankerd.
B
Het gedrag duurt langer voordat het uitgedoofd is.
C
Het dier snapt dat niet iedere poging beloond wordt.