Operant & Klassiek conditioneren

Operant & Klassiek conditioneren
1 / 25
next
Slide 1: Slide
DierverzorgingMBOStudiejaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Operant & Klassiek conditioneren

Slide 1 - Slide

Wat is het verschil tussen klassiek conditioneren en operant conditioneren?

Slide 2 - Open question

Slide 3 - Slide

Positief en negatief heeft in dit geval niks te maken met goed of slecht
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quiz

Positief wil zeggen dat je iets .......
A
Toevoegt
B
wegneemt
C
Corrigeert
D
beloond

Slide 5 - Quiz

Negatief wil zeggen dat je iets .....
A
Toevoegt
B
wegneemt
C
Corrigeert
D
beloond

Slide 6 - Quiz

Bekrachtigen zorgt ervoor dat het gedrag .....
A
Toeneemt
B
Afneemt
C
Uitdooft
D
Hetzelfde blijft

Slide 7 - Quiz

Corrigeren zorgt ervoor dat het gedrag ....
A
Toeneemt
B
Afneemt
C
Uitdoofd
D
Hetzelfde blijft

Slide 8 - Quiz

Dus een negatieve bekrachtiging wil zeggen dat ................

Slide 9 - Open question

En een positieve correctie wil zeggen dat ..........

Slide 10 - Open question

Een negatieve correctie wil zeggen dat je ..........

Slide 11 - Open question

Een positieve berkachting is dat je ...........

Slide 12 - Open question

Een correctie/beloning moet binnen een ........... gegeven worden
A
0,5 seconde
B
1 seconde
C
1,5 seconde
D
2 seconde

Slide 13 - Quiz

Wat is extinctie?
A
Gedrag neemt af
B
Gedrag neemt toe
C
Gedrag verdwijnt

Slide 14 - Quiz

Bekijk de volgende stellingen. 
Is dit positief bekrachtigen, negatief bekrachtigen, positief corrigeren of negatief corrigeren?

Slide 15 - Slide

Jij zegt "af" tegen de hond, de hond gaat niet liggen.
Je trekt de lijn strak naar beneden en haalt deze er pas af als de hond ligt
A
Positief bekrachtigen
B
Negatief bekrachtigen
C
Postitief corrigeren
D
Negatief corrigeren

Slide 16 - Quiz

Jij geeft het commando "voet". De hond komt aan de voet zitten maar zit een beetje scheef. Jij geeft de hond hier toch een snoepje voor
A
Positief bekrachtigen
B
Negatief bekrachtigen
C
Positief corrigeren
D
Negatief corrigeren

Slide 17 - Quiz

De hond zit voor je en moet naar jou kijken, maar is afgeleid door andere honden. Jij zet wat druk op de nek met de lijn en zodra hij naar jou kijkt laat je de spanning van de lijn af.
A
Positief bekrachtigen
B
Negatief bekrachtigen
C
Positief corrigeren
D
Negatief corrigeren

Slide 18 - Quiz

Jij en de hond zijn samen aan het spelen door rond te rennen en elkaar een beetje te duwen. De hond bijt jou uit speelsheid wat te hard waardoor jij het spel stopt
A
Positief bekrachtigen
B
Negatief bekrachtigen
C
Positief corrigeren
D
Negatief corrigeren

Slide 19 - Quiz

Je hebt het eten van de hond klaar gemaakt en wil dit geven. Zodra je dit wil geven springt de hond tegen je op. Hierdoor zet je het eten weer weg.
A
Positief bekrachtigen
B
Negatief bekrachtigen
C
Positief corrigeren
D
Negatief corrigeren

Slide 20 - Quiz

De hond valt tijdens een wandeling in het dorp uit naar een andere hond. Hierdoor zeg jij hard NEE en geef je een ruk aan de riem
A
Positief bekrachtigen
B
Negatief bekrachtigen
C
Positief corrigeren
D
Negatief corrigeren

Slide 21 - Quiz

Welke twee kwadranten mag je NIET gebruiken?
A
Postief en Negatief bekrachtigen
B
Positief en Negatief corrigeren
C
Positief bekrachtigen en Negatief corrigeren
D
Positief corrigeren en Negatief bekrachtigen

Slide 22 - Quiz

Welke twee kwadranten mag je WEL gebruiken
A
PosItief en Negatief bekrachtigen
B
Positief en Negatief corrigeren
C
Positief bekrachtigen en Negatief corrigeren
D
Positief corrigeren en Negatief bekrachtigen

Slide 23 - Quiz

Waarom mag je alleen positief bekrachtigen en negatief corrigeren gebruiken?

Slide 24 - Open question


In hoeverre snap je operant conditioneren nu?
😒🙁😐🙂😃

Slide 25 - Poll