3.c interviewen

3.c interviewen
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

3.c interviewen

Slide 1 - Slide

Programma
-Nakijken + controleren huiswerk
10 min
-Herhalen verwijswoorden
10 min
-Interviewen
10 min
-Oefenen
45 min

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
Wat behandelen we vandaag?


  • Je weet wat een goed interview is en hoe je een goed interview kan houden.
  • Je kan verschillende manieren van vragen stellen herkennen in een interview en minder goede interviewvragen verbeteren. 
  • Je kan uitleggen waarom interviewvragen wel of niet goed zijn en zelf interviewvragen bedenken. 
  • Je kan zelf een interview houden en uitwerken. 

Slide 3 - Slide

Huiswerk controleren + nakijken
Open je schrift. 
Ga naar Google Classroom. 
In de map "Nederlands h1t" vind je een kopje met "Antwoorden". 
Daarin staan de antwoorden van 3b.
Kijk je gemaakte opdrachten na. 


Slide 4 - Slide

Verwijswoorden

Waar verwijst een verwijswoord naar?
A
een voorzetsel in de tekst
B
een zin in de tekst
C
een woord of woordgroep in de tekst
D
een werkwoord in de tekst

Slide 5 - Quiz

Wat zijn verwijswoorden?
A
Maar, omdat, hierom
B
Hij, zij, die
C
Zijn, worden, hebben
D
De, het, een

Slide 6 - Quiz

Wat is GEEN verwijswoord?
A
de
B
deze
C
het
D
dat

Slide 7 - Quiz

Verwijswoorden
Verwijzen terug naar andere woorden of zinsdelen. 






Controleer altijd of het duidelijk is waar je naar verwijst. 
Juliette keek naar haar dochter en opeens begon ze keihard te lachen. 
Wie lacht er?
Hoe kan je deze zin anders formuleren?


Voornaamwoorden
Bijwoorden
Synoniemen
Persoonlijke (hij/zij/jullie/het)
Aanwijzende (die/dat/zo'n)
Bezittelijke (mijn/zijn/hun)
Vragende (welke/wat)
daar/daarvan/erover/hier/hoe/toen/waar/wanneer/zo.
Verschillende woorden met dezelfde betekenis. 

Slide 8 - Slide

Interviewen
Middel om informatie te krijgen over iets of iemand. Voorbereiden: van tevoren vragen bedenken. Alleen de interviewer stelt vragen --> verschil gesprek. 

Voorbereiding
Interview
Bedenk wie en waarom je wilt interviewen. 
Ga netjes om met elkaar. Stel jezelf voor, zorg voor een goede sfeer, vraag of de geïnterviewde het resultaat wilt zien en bedank aan het einde. 
Benader de persoon en maak afspraken. 
Je houd je mening op de achtergrond. Blijf objectief en probeer je te verplaatsen. 
Bereid het interview goed voor. 
Let op: één vraag tegelijk, open en neutrale vragen, doorvragen, uitdagende/prikkelende vragen, laat ruimte open voor vragen die ter plekke opkomen. 
Leg materiaal klaar dat je nodig hebt. 
Werk het interview uit. Maak een selectie van vragen en antwoorden zodat het een interessant verhaal wordt. 

Slide 9 - Slide

Wat is het verschil tussen een interview en een gewoon gesprek?

Slide 10 - Open question

Wat moet je doen in de voorbereiding van een interview?

Slide 11 - Open question

Waarom is het belangrijk een interview goed voor te bereiden?

Slide 12 - Open question

Oefeningen
Wie?
Zelfstandig.
Wat?
Hoofdstuk 3 paragraaf c, interviewen, opdracht 6, 10, 11-13. 
Hoe?
Oefenboek blz 50-52.
Handboek blz 94-95.
Hulp?
Docent.
Tijd?
Tot 11.10.
Uitkomst?
Je beheerst de leerdoelen.
Klaar?
Huiswerk volgende week, zie Magister/Studiewijzer. 

Slide 13 - Slide

Welke leerdoelen beheers je nu?
Deze leerdoelen beheers ik nu al
Deze leerdoelen beheers ik nog niet. Dus ga ik hier nog mee verder oefenen/lezen. Anders vraag ik hulp aan de docent.
Je weet wat een goed interview is en hoe je een goed interview kan houden.
Je kan verschillende manieren van vragen stellen herkennen in een interview en minder goede interviewvragen verbeteren. 
Je kan uitleggen waarom interviewvragen wel of niet goed zijn en zelf interviewvragen bedenken. 

Je kan zelf een interview houden en uitwerken. 

Slide 14 - Drag question