What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
woordsoorten
Grammatica: Woordsoorten
Elk
woord
in
een
zin
kan
je
benoemen
1 / 29
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
This lesson contains
29 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Grammatica: Woordsoorten
Elk
woord
in
een
zin
kan
je
benoemen
Slide 1 - Slide
Lid
woorden
De
(bepaald lidwoord)
Het
(bepaald lidwoord)
Een
(onbepaald lidwoord)
De
vader en
het
kind zitten in
een
vliegtuig.
Slide 2 - Slide
Hoeveel lidwoorden staan er in deze zin:
De vader en het kind zitten in een vliegtuig.
A
0
B
1
C
2
D
3
Slide 3 - Quiz
Zelfstandig naam
woorden
Een zelfstandig
naamwoord
verwijst
naar
een
mens, dier, plant, begrip
of
eigennaam.
Kenmerken
:
Meestal staat er een lidwoord voor.
Meestal kun je er een meervoud van maken.
Meestal kun je er een verkleinwoord van maken.
Slide 4 - Slide
Hoeveel zelfstandige naamwoorden staan er in deze zin:
Een zelfstandig naamwoord verwijst naar een mens, dier, plant, begrip of eigennaam.
A
2
B
4
C
5
D
6
Slide 5 - Quiz
Bijvoeglijk naamwoord
Het bijvoeglijk naamwoord
voegt
iets
bij
aan het
zelfstandig
naamwoord:
De auto - De
grijze
auto - De
kleine, grijze
auto - De
kleine, vieze, grijze
auto- De
kleine, vieze, oude, grijze
auto
Slide 6 - Slide
Wat zijn bijvoeglijk naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken
Slide 7 - Quiz
Tekst
Tekst
Welke woorden
doen hetzelfde?
Sleep ze naar de juiste soort!
Zelfstandig naamwoord
lidwoord
werkwoord
bijvoeglijk
naamwoord
rode
kasten
rennen
grappig
tafel
eten
worden
het
eendje
de
plastic
een
Slide 8 - Drag question
Sleep de voorzetsels naar het groene vak.
VOORZETSELS
Door
de
drukte
op
straat
botste
de
vrouw
tegen
iemand
aan
Slide 9 - Drag question
zelfstandignaamwoord
voorzetsel
bijvoeglijknaamwoord
Welke woordsoort is boven?
Welke woordsoort is klein?
Welke woordsoort is kaars?
Slide 10 - Drag question
De jongen liep naar het witte huis.
Werkwoord
Zelfstandig
naamwoord
Bijvoeglijk
Naamwoord
Voorzetsel
jongen
liep
naar
huis
witte
Slide 11 - Drag question
Dansen, fietsen, bewegen
Het zegt iets over het zelfstandig naamwoord
Op, in, naast, voor, achter
Utrecht, Martijn, stoel, hond
Het staat vóór het zelfstandig naamwoord
Werkwoord
Voorzetsel
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijknaamwoord
Lidwoord
Slide 12 - Drag question
Sleep de voorzetsels naar het zwarte vak.
VOORZETSELS
Door
de
drukte
op
straat
botste
de
vrouw
tegen
iemand
aan
Slide 13 - Drag question
wel een voorzetsel
geen voorzetsel
op
met
tussen
over
tijdens
donder
werk
onder
zijn
Slide 14 - Drag question
bijvoeglijk
naamwoord
lidwoord
zelfstandig
naamwoord
werkwoord
Madelief
heeft
gisteren
de
lekkere
aardbeien
van
de
juf
opgegeten
Slide 15 - Drag question
bijvoeglijk
naamwoord
lidwoord
zelfstandig
naamwoord
werkwoord
De
jongen
zoekt
in
de
kast
Slide 16 - Drag question
Welk bijvoeglijk naamwoord is een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
De lelijke kast
B
De metalen kast
C
De grijze kast
D
De oude kast
Slide 17 - Quiz
in, onder, voor, aan, van, boven, onder,,,,,
Tijdens, gedurende, naar, na, bij...
Slide 18 - Slide
Hoeveel voorzetsels staan er in deze zin:
Tijdens het feest werd ik aangevallen door de hond die uit zijn kennel was ontsnapt.
A
0
B
1
C
2
D
3
Slide 19 - Quiz
Benoem de werkwoorden in de volgende zin:
Ik heb dat altijd al willen kopen.
A
heb
B
heb, willen
C
kopen
D
heb, willen, kopen
Slide 20 - Quiz
Benoem de woordsoorten:
Woordsoorten zijn lastig.
'Woordsoorten' is
A
zn
B
ww
C
bn
D
lw
Slide 21 - Quiz
Benoem de woordsoort:
'mooie'?
A
werkwoord
B
zwemwoord
C
lidwoord
D
bijvoeglijknaamwoord
Slide 22 - Quiz
Benoem de woordsoort:
'zwemmen'?
A
werkwoord
B
zwemwoord
C
lidwoord
D
bijvoeglijknaamwoord
Slide 23 - Quiz
Hoe noem je de volgende woordsoorten?
in, op, onder, door
A
lidwoorden
B
voorzetsels
C
telwoorden
D
aanwijzende voornaamwoorden
Slide 24 - Quiz
Benoem de woordsoort:
'grote'
A
lidwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
Voorzetsel
D
zelfstandig naamwoord
Slide 25 - Quiz
Benoem de woordsoort:
'fiets'
A
lidwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
D
zelfstandig naamwoord
Slide 26 - Quiz
Ik loop op de natte straat.
Welke woordsoort is "op"?
A
Lidwoord
B
Voorzetsel
C
Bijvoegelijk naamwoord
D
Zelfstandig naamwoord
Slide 27 - Quiz
Tot welke woordsoort behoort 'het'?
A
Persoonlijk voornaamwoord
B
Lidwoord
C
Bijwoord
D
Voorzetsel
Slide 28 - Quiz
Aan de slag
Huiswerk:
Slide 29 - Slide
More lessons like this
woordsoorten
10 days ago
- Lesson with
24 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
voorzetsels
January 2023
- Lesson with
27 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 1
Do 17 okt Taalkundig ontleden (alle woordsoorten)
April 2021
- Lesson with
25 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Oefentoets taalverzorging mh1
February 2023
- Lesson with
35 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1
Les 11 Quiz laatste les voor de toets Grammatica
October 2024
- Lesson with
16 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
Di 10 okt Woordsoortbenoeming
January 2024
- Lesson with
23 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
woordsoorten
March 2022
- Lesson with
20 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Woordsoorten
April 2024
- Lesson with
13 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 1