woordsoorten

Goedemorgen,
Welkom bij Nederlands!

Pak alvast je leesboek, boek , schrift en pen.
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Goedemorgen,
Welkom bij Nederlands!

Pak alvast je leesboek, boek , schrift en pen.

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
Startvraag
lesdoel bespreken 
herhalen
instructie 
oefenen
aan de slag

Slide 2 - Slide

Startvraag
Ouders en leerlingen mogen zelf bepalen wanneer zij vakantie willen.

Slide 3 - Slide

Lesdoel
Aan het eind van deze les:
-kun je uitleggen wat een bijvoeglijk naamwoord is
-kun je bijvoeglijk naamwoorden in zinnen vinden
-kun je opdrachten maken waarin je een bijvoeglijk naamwoord gebruikt

Slide 4 - Slide

Grammatica: Woordsoorten
Elk woord in een zin kan je benoemen

Slide 5 - Slide

Lidwoorden
  1. De (bepaald lidwoord)
  2. Het (bepaald lidwoord)
  3. Een (onbepaald lidwoord)

De vader en het kind zitten in een vliegtuig.



Slide 6 - Slide

Hoeveel lidwoorden staan er in deze zin:

De vader en het kind zitten in een vliegtuig.
A
0
B
1
C
2
D
3

Slide 7 - Quiz

Zelfstandig naamwoorden
Een zelfstandig naamwoord verwijst naar een mens, dier, plant, begrip of eigennaam. 

Kenmerken:
Meestal staat er een lidwoord voor. 
Meestal kun je er een meervoud van maken. 
Meestal kun je er een verkleinwoord van maken. 

Slide 8 - Slide

Hoeveel zelfstandige naamwoorden staan er in deze zin:

Een zelfstandig naamwoord verwijst naar een mens, dier, plant, begrip of eigennaam.
A
2
B
4
C
5
D
6

Slide 9 - Quiz

Bijvoeglijk naamwoord
Het bijvoeglijk naamwoord voegt iets bij aan het zelfstandig naamwoord:

De auto - De grijze auto - De kleine, grijze auto - De kleine, vieze, grijze auto- De kleine, vieze, oude, grijze auto


Slide 10 - Slide

Wat zijn bijvoeglijk naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 11 - Quiz

De jongen liep naar het witte huis.
Werkwoord
Zelfstandig
naamwoord
Bijvoeglijk
Naamwoord
Voorzetsel
jongen
liep
naar
huis
witte

Slide 12 - Drag question

bijvoeglijk
naamwoord
lidwoord
zelfstandig
naamwoord
werkwoord
Madelief
heeft
gisteren
de
lekkere
aardbeien
van
de
juf
opgegeten

Slide 13 - Drag question

bijvoeglijk
naamwoord
lidwoord
zelfstandig
naamwoord
werkwoord
De
jongen
zoekt
in
de
kast

Slide 14 - Drag question

Welk bijvoeglijk naamwoord is een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
De lelijke kast
B
De metalen kast
C
De grijze kast
D
De oude kast

Slide 15 - Quiz

Benoem de werkwoorden in de volgende zin:

Ik heb dat altijd al willen kopen.
A
heb
B
heb, willen
C
kopen
D
heb, willen, kopen

Slide 16 - Quiz

Benoem de woordsoorten:
Woordsoorten zijn lastig.

'Woordsoorten' is
A
zn
B
ww
C
bn
D
lw

Slide 17 - Quiz

Benoem de woordsoort:

'mooie'?
A
werkwoord
B
zwemwoord
C
lidwoord
D
bijvoeglijknaamwoord

Slide 18 - Quiz

Benoem de woordsoort:

'zwemmen'?
A
werkwoord
B
zwemwoord
C
lidwoord
D
bijvoeglijknaamwoord

Slide 19 - Quiz

Benoem de woordsoort:

'grote'
A
lidwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
Voorzetsel
D
zelfstandig naamwoord

Slide 20 - Quiz

Benoem de woordsoort:

'fiets'
A
lidwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
D
zelfstandig naamwoord

Slide 21 - Quiz

Tot welke woordsoort behoort 'het'?
A
Persoonlijk voornaamwoord
B
Lidwoord
C
Bijwoord
D
Voorzetsel

Slide 22 - Quiz

Aan de slag
Blz                          opdracht

Slide 23 - Slide

Wat heb ik geleerd?
Wat kan ik vertellen over...
lidwoorden, zelfstandig naamwoorden , werkwoorden, bijvoeglijknaamwoorden en stoffelijk bijvoeglijknaamwoorden

Slide 24 - Slide