V5 9.4 Stoffentransport

9.4 Stoffentransport
1 / 13
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 13 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

9.4 Stoffentransport

Slide 1 - Slide

Bloedsamenstelling
De meeste stoffen zijn opgelost in bloedplasma
- Zouten
- Voedingsstoffen
- Afvalstoffen
- Hormonen
- Kleine hoeveelheid van zuurstof, koolstofdioxide en stikstof
Bloedplasma bevat ook eiwitten met verschillende functies. Deze polymeren zijn niet opgelost, maar zeer fijn verdeeld. Vormen Colloïd
- Transport van moeilijk oplosbare stoffen (vetten, metalen)
- Afweer
-Bloedstolling

Slide 2 - Slide

Bloedsamenstelling 2
- Rode bloedcellen (zuurstoftransport)
- Witte bloedcellen (afweer)
- Bloedplaatjes (bloedstolling)
- Bloedcellen ontstaan in rood beenmerg, dat in de koppen van het opperarmbeen en het dijbeen, en in de platte beenderen en wervels zit
- Per dag worden 2x 10E11 bloedcellen gemaakt en hetzelfde aantal wordt ook weer door de lever en milt afgebroken

Slide 3 - Slide

Zuurstoftransport 1
  • In bloedplasma maximaal 3 ml/l zuurstof opgelost
  • Door rode bloedcellen 70 keer zoveel zuurstoftransport (200 ml/l)
  • Rode bloedcellen hebben geen kern en geen mitochondriën. Hierdoor is er extra ruimte voor hemoglobinemoleculen

Slide 4 - Slide

Zuurstoftransport 2
Hemoglobine:
- vier eiwitketens (globulinen) met heemgroep (Binas 67H2)
- Elke heemgroep bevat een ijzerion (FE2+) waardoor het heem rood kleurt.
- Elke heemgroep kan een molecuul zuurstof binden Hb + O2 <--> HbO2 (evenwichtsreactie)
- De verbinding tussen hemoglobine en zuurstof is een speciale verbinding, een oxigenatie. Deze verbinding is makkelijk te verbreken. (oxidatie is een sterkere verbinding)

Slide 5 - Slide

Zuurstoftransport 3

Slide 6 - Slide

Zuurstofspanning

  • In de longen is de pO2 (zuurstofspanning) heel hoog (12-14kPa)
  • Hierdoor verschuift het evenwicht in de reactie Hb + O2 <--> HbO2 naar rechts. Het hemoglobine raakt voor zo'n 96% verzadigd met O2. HbO2 heet oxihemoglobine.
  • In weefsels wordt het zuurstof verbruikt. Hierdoor is de pO2 in de weefsels laag (ong. 2 kPa). Het evenwicht verschuift naar links: HbO2 wordt omgezet in Hb en O2.
  • Het percentage HbO2 daalt naar 20% --> Het bloed geeft dus ong. 76% van zijn O2 af bij de weefsels.

Slide 7 - Slide

Koolstofdioxide
  • De concentratie CO2 in je bloed (pCO2) heeft ook invloed op de reactie Hb + O2 <--> HbO2.
  • Als weefsels in rust zijn, bevatten ze minder CO2 (2,7 kPa) dan wanneer ze hard werken (9,7 kPa). In actieve weefsels geeft het bloed zo'n 20% meer O2 af dan bij weefsels in rust. 
  • Dit noem je het Bohr-effect.

Slide 8 - Slide

Myoglobine
  • 1 globulineketen met 1 heemgroep, zit in spiercellen: spierweefsel heeft bij activiteit veel O2 nodig.
  • Bindt zuurstof sterker dan hemoglobine
  • Geeft daardoor pas bij erg lage pO2 zuurstof af. Bij dreigend zuurstoftekort kunnen ze deze reserves aanspreken. Mitochondriën kunnen dan nog doorwerken.

Slide 9 - Slide

hoogtestage
Hoe meer rode bloedcellen, hoe meer O2 er vervoert kan worden. Sporters op hoogtestage oefenen op een plek met een lagere pO2, waardoor het lichaam meer rode bloedcellen aan gaat maken.

Slide 10 - Slide

Koolstofdioxidetransport
  • In rust vervoert het bloed ongeveer 60 ml/L CO2. Bij de weefsels heerst een hoge pCO2. Hierdoor wordt O2 uit het bloed gedreven.
  • 5% van de CO2 lost op in het bloedplasma.
  • 95% diffundeert de rode bloedcellen in
  • 25% bindt vooral aan hemoglobine tot carbaminohemoglobine (HbCO2). 75% reageert met H2O tot koolzuur (H2CO3) met behulp van het enzym koolzuuranhydrase. Dit splitst in HCO3- en H+Hierna binden de waterstofionen (H+) aan de heemgroep tot HbH. O2 wordt uit de hemoglobine gedreven.
  • De HCO3- die overblijft diffundeert naar het bloedplasma en ruilt uit met Cl- zodat de lading gelijk blijft.

Slide 11 - Slide

Afgifte CO2
  • In de haarvaten in de longen verlopen de reacties in omgekeerde richting, door de hoge pO2 wordt CO2 uit het bloed gedreven: de opgeloste O2 drijft de H+ uit de hemoglobine. Er ontstaat weer oxihemoglobine.
  • De vrijgekomen H+ reageert met HCO3- tot H2O en CO2
  • Als de pH van het bloed daalt door een toename van de CO2 wordt het lichaam geprikkeld om sneller te gaan ademen
  • Als de pCO2 stijgt, krijg je een benauwd gevoel en ga je sneller en dieper ademen

Slide 12 - Slide

Nu maken
Lees 9.4 goed door. Vragen? Stel deze dan!
Start met het maken van de opdrachten bij 9.4. 

Controleer je antwoorden goed. Vragen? Stel deze dan! Zie Trello voor verdere weekplanning

Slide 13 - Slide