Hoofdstuk opening Grenzen

Grenzen!
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Grenzen!

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
  • Doel van deze les
  • Voorspellen
  • Nederlands over de grens
  • De baas is overal
  • Bij de buren
  • Afsluiten
  • Vooruitblik

Slide 2 - Slide

Doel van deze les


  • Aan het einde van deze les weet je wat je kunt verwachten bij hoofdstuk 1 van Nieuw Nederlands.

Slide 3 - Slide

Voorspellen
  • De titel van het hoofdstuk is 'Grenzen'. Wat verwacht jij van dit hoofdstuk?
  • Hoe denk jij het thema 'Grenzen' terug
    te gaan zien in het hoofdstuk?

Slide 4 - Slide

Nederlands over de grens
  • Nederlandse woorden kom je in allerlei talen tegen. Sommige vreemde talen lijken zelfs op het Nederlands, zoals het Afrikaans. Dat komt doordat een deel van Zuid-Afrika vroeger een Nederlandse kolonie was. Veel woorden zijn nog steeds herkenbaar.
  • Kun jij raden wat de woorden betekenen?

Slide 5 - Slide

Wat betekend 'botsmuts'?
A
Botsauto
B
Dronken persoon
C
Helm
D
Gebreide muts

Slide 6 - Quiz

Wat betekend 'moltrein'?
A
Metro
B
Sneltrein
C
Bus
D
Trein

Slide 7 - Quiz

Wat betekend 'muurprop'?
A
Schilderij
B
Stopcontact
C
Hangende prullenbak
D
Baksteen

Slide 8 - Quiz

Wat betekend 'papwiel'?
A
Bakje pap
B
Autoband
C
Ronde tafel
D
Lekke band

Slide 9 - Quiz

Wat betekend 'Stokkielekker'?
A
Vuurkorf
B
Lolly
C
Bezemsteel
D
Stopcontact

Slide 10 - Quiz

Wat betekend 'wipmat'?
A
Hangmat
B
Handdoek
C
Bed
D
Trampoline

Slide 11 - Quiz

De baas is overal
  • Woorden als horloge en computer zijn leenwoorden, geleend uit het Frans en Engels

Slide 12 - Slide

Welk leenwoord ken je nog meer? Uit welke taal komt dit woord?

Slide 13 - Open question

De baas is overal
  • Wist je dat er ook uitleenwoorden bestaan? 
  • Dat zijn Nederlandse woorden die ook in andere talen worden gebruikt. Het woord baas is het meest uitgeleende woord. Het komt in wel 57 talen voor, bijvoorbeeld als bas (Zweeds), bosi (Chinees) en natuurlijk als boss (Engels).
  • Uitleenwoorden lijken qua uitspraak op het Nederlands, maar kunnen heel anders worden geschreven.

Slide 14 - Slide

In hoeveel talen kun jij het woord ‘pomp’ (of een woord dat er erg op lijkt) vinden in Google Translate?

Slide 15 - Open question

De baas is overal
  • Het woord pomp komt in 48 talen voor!
  • Bijvoorbeeld:
    pomp - Afrikaans
    pompa - Bulgaars, Italiaans, Maltees, Pools
    pompe - Frans
    ponpu - Japans
    pump - Engels, Zweeds
    pumpe - Deens, Duits
    pumppu - Fins

Slide 16 - Slide

Bij de buren
  • Ook dichter bij huis kun je met Nederlands goed uit de voeten, namelijk in buurland België
  • In het noordelijke deel, Vlaanderen, is Nederlands de officiële taal. Toch zijn sommige woorden net een beetje anders.
  • In elke zin staat een Vlaams woord. Wat denk jij dat het woord betekent?

Slide 17 - Slide

Mijn nonkel heeft zijn been gebroken.
A
Hond
B
Oom
C
Paard

Slide 18 - Quiz

Hip-hopartiest Tourist LeMC heeft nieuwe muziek klaar: “Zonder zwanzen: ik vind dit de beste plaat
die ik ooit gemaakt heb.”
A
De waarheid zeggen
B
Onzin praten
C
Zweten

Slide 19 - Quiz

Met een duimspijker prikt Dolf
een foto aan de muur.
A
Punaise
B
Schroef
C
Wasknijper

Slide 20 - Quiz

Het was plezant in de zoo van Antwerp.
A
Druk
B
Saai
C
Leuk

Slide 21 - Quiz

Bravo! We zijn allemaal heel fier op jou.
A
Blij
B
Boos
C
Trots

Slide 22 - Quiz

De buitenwipper had me niet zien binnenkomen.
A
Gastheer
B
Portier
C
Konijn

Slide 23 - Quiz

Ik ben mijn dagklapper alweer
vergeten!
A
Agenda
B
Schrift
C
Tas

Slide 24 - Quiz

Een klavier dat door meerdere mensen wordt
gebruikt, bevat veel bacteriën.
A
Snijplank
B
Toetsenbord
C
Wc-bril

Slide 25 - Quiz

Zonder kletterpet op uw scooter
rijden, is gevaarlijk.
A
Helm
B
Lichten
C
Toeter

Slide 26 - Quiz

Afsluiting
  • Wat hebben deze opdrachten met Nederlands te maken?
  • Woordenschat --> leenwoorden
  • Communicatie
  • Algemene kennis

  • Wat hebben deze opdrachten met grenzen te maken?
  • Woorden gaan over de grenzen

Slide 27 - Slide

Wat heb je geleerd
deze les?

Slide 28 - Mind map

Wat vond je van
deze les?

Slide 29 - Mind map

Vooruitblik hoofdstuk 1
  • Hoofdzaken en hoofdgedachte
  • Formulier invullen
  • Informatie selecteren
  • Informatie verzamelen
  • Woordbetekenissen zoeken
  • Leestekens
  • Tegenwoordige en verleden tijd

Slide 30 - Slide