Boris is een lieve hond. Ze is laatst mee naar school gegaan. Ze lag toen in de klas en ze deed trucjes. Ze werd daar heel moe van.
Slide 2 - Slide
Welk woord in de zin is de persoonsvorm?
Slide 3 - Slide
Mijn dochter Roos heeft dit weekend haar hockeywedstrijd gewonnen.
Slide 4 - Slide
Ze is daar heel vrolijk door geworden.
Slide 5 - Slide
De andere partij heeft ook heel erg zijn best gedaan.
Slide 6 - Slide
Toch is het team van MHC Dieren kampioen geworden.
Slide 7 - Slide
Maak zelf een zin en geef aan wat de persoonsvorm is.
Slide 8 - Slide
Hoe vind je het onderwerp in een zin?
Slide 9 - Slide
Zoek de onderwerpen.
Hoera! Boris is net jarig geweest. Ze werd 10 jaar. Nu is ze al een aardig oude hond geworden. Nog steeds is het beestje mijn lievelingsdier. Ik hoop dat ze nog heel lang meegaat.
Slide 10 - Slide
Schrijf de volgende werkwoorden in de tegenwoordige tijd.
ik …… - helpen
Slide 11 - Slide
Schrijf de volgende werkwoorden in de tegenwoordige tijd.
hij …… - vinden
Slide 12 - Slide
Schrijf de volgende werkwoorden in de tegenwoordige tijd.
hij …… - werken
Slide 13 - Slide
Schrijf de volgende werkwoorden in de tegenwoordige tijd.
…… je? - lopen
Slide 14 - Slide
Schrijf de volgende werkwoorden in de tegenwoordige tijd.
ik …… - maaien
Slide 15 - Slide
Sterk of zwak werkwoord?
lopen
Slide 16 - Slide
Sterk of zwak werkwoord?
gaan
Slide 17 - Slide
Sterk of zwak werkwoord?
werken
Slide 18 - Slide
Vul het werkwoord in de verleden tijd in.
De verdediger (schieten)…..................................de bal totaal verkeerd.
Slide 19 - Slide
Vul het werkwoord in de verleden tijd in.
Op internet (verkopen)…..... .................................mijn vader een nieuw drumstel.
Slide 20 - Slide
Vul het werkwoord in de verleden tijd in.
Met een vies gezicht (spugen) …........ ............ze al het eten weer uit.
Slide 21 - Slide
Vul het werkwoord in de verleden tijd in.
Gijs (maken) ………………………………… een mooie tekening.
Slide 22 - Slide
Vul het werkwoord in de verleden tijd in.
Ik (besteden)……………………………….veel geld aan een nieuwe telefoon.
Slide 23 - Slide
Maak een zin in de verleden tijd.
Gebruik het zwakke werkwoord ‘voetballen’.
Slide 24 - Slide
Maak een zin in de verleden tijd.
Gebruik het sterke werkwoord ‘eten’.
Slide 25 - Slide
Vul het voltooid deelwoord in bij de volgende zinnen.
Afgelopen zondag heb ik feest (vieren) …........................
Slide 26 - Slide
Vul het voltooid deelwoord in bij de volgende zinnen.
Max had een mogelijkheid om te winnen (ontdekken)...........................
Slide 27 - Slide
Vul het voltooid deelwoord in bij de volgende zinnen.
Wat is er tijdens de les allemaal (bespreken)…..............................................?
Slide 28 - Slide
Noteer de juiste vorm van het werkwoord.
Een coureur (crashen) …............................ zondag met zijn raceauto.
Slide 29 - Slide
Noteer de juiste vorm van het werkwoord.
Zaterdagochtend heb ik drie uur (gamen)…..............................................