9.1-2 Eigenschappen 5H 2021

H9: Erfelijkheid
H09: Erfelijkheid
1 / 18
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 18 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

H9: Erfelijkheid
H09: Erfelijkheid

Slide 1 - Slide

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 9.1: Jouw waarneembare eigenschappen

Slide 2 - Slide

Doel en begrippen 9.1 
Je leert wat de invloed van chromosoomaantallen, het milieu en het genotype is op de waarneembare eigenschappen van een organisme
Je leert hoe cellen andere eigenschappen kunnen hebben hoewel ze hetzelfde genetische materiaal hebben

autosomen, geslachtschromosomen, karyogram, karyotype, trisomie, aangeboren, genotype, allel, fenotype, milieu, dominant, recessief, emergente eigenschappen, celdifferentiatie, celtype, genetische code, genexpressie, regulatorgenen, structuurgenen.

Slide 3 - Slide

Autosomen/ geslachtschromosomen
Geslachtschromosomen: het chromosomenpaar dat het geslacht bepaalt
Autosomen: alle andere chromosomen.
XX, XY bij mensen.

Slide 4 - Slide

Karyogram
  • Alle chromosomen gerangschikt op lengte
  • Homologe chromosomen bij elkaar

Slide 5 - Slide

Karyotype
Tekstuele vertaling van het karyogram
Totaal aantal chromosomen, type geslachtschromosomen

46, XX

Slide 6 - Slide

Karyotype
Deze?

47, XX +13

Slide 7 - Slide

Karyotype
47, XX +13

Chromosoom 13 komt 3 keer voor: trisomie 13


Slide 8 - Slide

Karyotype
47, XX +21 of
47, XY, +21

Trisomie 21 = syndroom van Down

Slide 9 - Slide

Genotype
Combinatie van de allelen van een individu.
Je genotype bepaalt je erfelijke eigenschappen - dat wat aangeboren is.

Slide 10 - Slide

Fenotype
De uiteindelijke, waarneembare eigenschappen van een individu: wordt bepaald door het genotype in combinatie met het milieu.

Bijvoorbeeld: krullend haar/ suikerziekte.

Slide 11 - Slide

Tweelingenonderzoek
In hoeverre eigenschappen erfelijk zijn of deels bepaald worden door het milieu blijkt vaak uit tweelingonderzoeken.

Eeneiïge tweelingen hebben hetzelfde DNA maar niet altijd hetzelfde milieu. Welke eigenschappen verschillen?

Slide 12 - Slide

Celdifferentiatie
Alle cellen in een lichaam hebben hetzelfde genoom - hetzelfde DNA en dus ook dezelfde genen/ allelen.

Toch is niet elke cel hetzelfde.

Niet alle genen zijn in elke cel actief -> worden omgezet naar RNA en dus naar een eiwit.

Slide 13 - Slide

Eigenschappen
Alle erfelijke eigenschappen zijn terug te voeren of de aan-/ afwezigheid van een eiwit.
Eiwitten kunnen de volgende functies vervullen:
hormoon, receptor, poort, transport, structuur, beweging, opslag, enzym, genregulatie

Slide 14 - Slide

Regulatorgenen
Regulatorgenen: coderen voor regulatoreiwitten die de genexpressie (= aanmaak van RNA, dus aanmaak van een eiwit) van andere genen regelen.
Regulatorgenen schakelen structuurgenen aan of uit.

Structuurgenen zorgen voor genexpressie van specifieke genen.

Slide 15 - Slide

Emergente eigenschap
Pas zichtbaar op een hoger organisatie-niveau.
Ontstaat door interactie.

Slide 16 - Slide

Doel en begrippen 9.1 
Je hebt geleerd wat de invloed van chromosoomaantallen, het milieu en het genotype is op de waarneembare eigenschappen van een organisme
Je hebt geleerd hoe cellen andere eigenschappen kunnen hebben hoewel ze hetzelfde genetische materiaal hebben

autosomen, geslachtschromosomen, karyogram, karyotype, trisomie, aangeboren, genotype, allel, fenotype, milieu, dominant, recessief, emergente eigenschappen, celdifferentiatie, celtype, genetische code, genexpressie, regulatorgenen, structuurgenen.

Slide 17 - Slide

Huiswerk
In de online methode.
Kies een leerweg (default B).

Maak opdrachten 4-7, 10-11, 15-16, 18-19, 21 van 9.1.

Slide 18 - Slide