BB Spelling blok 3 en 4

Deze keer bij Spelling
  • je/jij achter het werkwoord
  • meervoud zelfstandige naamwoorden
  • verkleinwoorden
  • trema / iën of ieën
  • samenstellingen 
  • tussenletters
  • meeste of meesten
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Deze keer bij Spelling
  • je/jij achter het werkwoord
  • meervoud zelfstandige naamwoorden
  • verkleinwoorden
  • trema / iën of ieën
  • samenstellingen 
  • tussenletters
  • meeste of meesten

Slide 1 - Slide

(Fietsen) jij graag in de regen?
A
fiets
B
fietst
C
fietsen
D
fietstte

Slide 2 - Quiz

(Worden) jij vaak met de auto naar school gebracht?
A
wort
B
word
C
worden
D
wordt

Slide 3 - Quiz

Welke is FOUT?
A
acties
B
accu's
C
buizen
D
vraagen

Slide 4 - Quiz

Wat is het verkleinwoord van:

* jongen
* afdeling
* auto
* taxi
* pony
* A4


Slide 5 - Slide

Trema?
financieel
A
Ja
B
Nee

Slide 6 - Quiz

Trema?
financien
A
ja
B
nee

Slide 7 - Quiz

Verschillende meervoudsvormen
Meervoud op –iën, –ieën of –eën 

  • Met klemtoon op ie: –ieën (knieën
  • Zonder klemtoon op ie: –iën (koloniën

Slide 8 - Slide

fantasie
A
fantasien
B
fantasieën
C
fantasiën

Slide 9 - Quiz

Bij welke zijn beide goed gespeld?
A
auto-ongeluk autoalarm
B
autoongeluk auto-alarm
C
auto-ongeluk auto-alarm
D
autoongeluk autoalarm

Slide 10 - Quiz

Tussenletters
- en -
- e - 
- s -

Slide 11 - Slide

-en-
-e-
-s-
boek
+
tas
dorp
+
straat

Slide 12 - Drag question

Kies A, B, C of D.
De (...) leerlingen waren opgelucht; slechts (...) moesten hun verslag opnieuw inleveren.
A
meeste, enkele
B
meeste, enkelen
C
meesten, enkele
D
meesten, enkelen

Slide 13 - Quiz

Beide(n) zijn getrouwd en hebben kinderen.
A
beide
B
beiden

Slide 14 - Quiz

De chocoladeletters waren beide(n) gebroken.
A
beiden
B
beide

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Slide