B1 Oefenvragen Boek 1A Thema 1

D1ATh1 Kennismaken
 B1: Wat is biologie en verzorging?
Info gebruikt van:
Malmberg methode Biologie en verzorging voor jou
Biologiepagina.nl
Bioplek.org
Biologieweb.nl
e.a. 
Wld
1 / 31
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmboLeerjaar 1

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

D1ATh1 Kennismaken
 B1: Wat is biologie en verzorging?
Info gebruikt van:
Malmberg methode Biologie en verzorging voor jou
Biologiepagina.nl
Bioplek.org
Biologieweb.nl
e.a. 
Wld

Slide 1 - Slide

Dit weet je nu

  1. Je kunt vertellen en uitleggen wat 'biologie' betekent.
  2. Je kunt vertellen en uitleggen wat een organisme is en je kunt voorbeelden geven.
  3. Je kunt vertellen en uitleggen wat 'zorg' is en wat 'verzorging' is.
  4. Je kunt vertellen en uitleggen wat het verschil is tussen:  dood - levend - levenloos. Je kunt voorbeelden geven.
  5. Je kunt vertellen en uitleggen welke 7 levensverschijnselen er zijn
  6. Je kunt vertellen en uitleggen wat kenmerken zijn en je kunt voorbeelden geven van innerlijke kenmerken en uiterlijke kenmerken.
  7. Je kunt vertellen en uitleggen wat een individu is en wat uniek betekent.



Slide 2 - Slide

Welke van de onderstaande levensverschijnselen kan een plant vertonen?
A
allemaal
B
voeden, groeien en voortplanten
C
bewegen, groeien, waarnemen
D
uitscheiden, waarnemen en groeien

Slide 3 - Quiz

1. Biologie is de leer van het leven
2. Zorg: Alles doen wat nodig is om de gezondheid van jezelf en anderen in stand te houden en te verbeteren.
3. Verzorging: Aandacht hebben voor de gezondheid van jezelf en van anderen
A
1 waar 2 waar 3 nietwaar
B
1 waar 2 nietwaar 3 nietwaar
C
1 nietwaar 2 waar 3 nietwaar
D
alle 3 waar

Slide 4 - Quiz

Welk levensverschijnsel heeft te maken met het afgeven van stoffen aan de omgeving?
A
Bewegen
B
Groeien
C
Uitscheiden
D
Waarnemen

Slide 5 - Quiz

Sommige planten maken sappen zoals nectar en hars. Deze kunnen ze vervolgens afgeven aan de omgeving. Hoe heet dit levensverschijnsel?
A
voeden
B
voortplanten
C
uitscheiden
D
groeien

Slide 6 - Quiz

Of een sport bij je past, hangt af van de eigenschappen die je hebt. Rechts zie je een aantal eigenschappen.
Welke eigenschappen zijn lichamelijke eigenschappen en welke zijn karaktereigenschappen?
 Sleep de eigenschappen naar de lichamelijke- of karakter-eigenschap.

Lichamelijke eigenschap
Karaktereigenschap
Geduld
Lenigheid
Uithoudingsvermogen
Goed samenwerken
Lengte

Slide 7 - Drag question

Levensverschijnsel
Horen
Voelen
Uitscheiden
Bewegen
Ademhalen
Voeden
Voortplanten
Zien
Ruiken
Proeven
Groeien
Waarnemen

Slide 8 - Drag question

Levend

Dood
Levenloos
acryl lapje
katoenen lapje
hout
worm
aluminium
mosselschelp
rietje
fruitvlieg
takje
dobbelsteen
steen
Sprinkhaan

Slide 9 - Drag question

Levend
Dood
Levenloos

Slide 10 - Drag question

Welk levensverschijnsel heeft te maken met het verschijnsel dat veel dieren meerdere keren per jaar jongen kunnen krijgen?
A
groeien
B
bewegen
C
ademhalen
D
voortplanten

Slide 11 - Quiz


Horen, zien, ruiken en voelen horen bij het levensverschijnsel......
A
ademhalen
B
waarnemen
C
de huid, de ogen, de neus, de oren
D
groeien

Slide 12 - Quiz

Levensverschijnsel
Horen
Voelen
Uitscheiden
Bewegen
Ademhalen
Voeden
Voortplanten
Zien
Ruiken
Proeven
Groeien
Waarnemen

Slide 13 - Drag question


Het drinken van water valt onder het levensverschijnsel .........

A
uitscheiden
B
plassen
C
bewegen
D
voeden

Slide 14 - Quiz

Welk levensverschijnsel ontbreekt in het rijtje?

Voortplanten - Bewegen - Ademhalen - Groeien - Uitscheiden - Waarnemen
A
plassen
B
voeden
C
eten
D
lopen

Slide 15 - Quiz

Een plant, zoals de zonnebloem, groeit naar het licht doordat de plant kan reageren op lichtprikkels. Dit is een voorbeeld van het levensverschijnsel .........
A
ademen
B
waarnemen
C
groeien
D
voeden

Slide 16 - Quiz

Welke van de onderstaande levensverschijnselen
hebben te maken met het opnemen en/of afgeven van stoffen aan de omgeving?
A
groeien, voeden, ademhalen
B
bewegen, voeden, voortplanting
C
uitscheiden, groeien, bewegen
D
voeden, ademhalen, uitscheiden

Slide 17 - Quiz

Welke levensverschijnselen worden besproken in onderstaand stukje tekst? De jachtluipaard jaagt over het algemeen overdag (vroeg in de morgen, vroeg in de avond). Meestal bestuderen ze de omgeving vanaf een verhoogde plek als een rotspartij, een omgevallen boom of een termietenheuvel. Hij jaagt voornamelijk op kleine en middelgrote antilopen en besluipt de antilope met zijn kop naar beneden tot hij ongeveer 30-10 m in de buurt van zijn prooi is. Na een korte, zeer snelle sprint probeert hij deze te vangen. Nadat hij zijn snelle ademhaling weer rustig heeft gekregen kan hij tot 14 kg per maaltijd opeten. Een groepje van vier cheeta's kan in een kwartier een gehele impala opeten.

Slide 18 - Open question

Welke levensverschijnselen worden besproken in onderstaand stukje tekst?

Elk jaar maakt een loofboom een nieuwe jaarring aan en wordt de stam van de boom dikker. Voor het dikker worden van de boom is het belangrijk dat een boom voldoende water kan opnemen en genoeg van het gas koolstofdioxide kan opnemen via de huidmondjes in de bladeren. Als in de hersft de dagen te kort worden, laten loofbomen hun blaadjes afsterven en op de grond vallen. Bomen reageren dus o.a. op de beschikbare hoeveelheid licht.

Slide 19 - Open question

Welke levensverschijnselen hebben te maken
met het feit dat organismen REAGEREN op hun omgeving?
A
Bewegen Voeden
B
Bewegen Ademhalen
C
Bewegen Waarnemen
D
Ademhalen Voeden

Slide 20 - Quiz

Nr. 1 is een grassprietje. Deze is:
A
dood
B
levend
C
levenloos
D
kriebelig :)

Slide 21 - Quiz

Nr. 2 is een waterdruppel. Deze is:
A
dood
B
levend
C
levenloos
D
nat :)

Slide 22 - Quiz

Nr. 9 is een mandarijntje. Deze is:
A
dood
B
levend
C
levenloos
D
lekker gezond :)

Slide 23 - Quiz


A
De baal hooi is dood en de banden zijn levenloos
B
De baal hooi is levend en de banden zijn dood
C
De baal hooi is dood en de banden zijn dood
D
De baal hooi is levend en de banden zijn levenloos

Slide 24 - Quiz


A
De oesters zijn dood
B
De oesters zijn levenloos
C
De oesters zijn levend 
D
Die oesters lust ik niet :)

Slide 25 - Quiz


A
De plank is dood, de robot leeft en de baksteen is levenloos
B
De plank is levenloos, de robot dood en de baksteen is levend
C
De plank is dood, de robot levenloos en de baksteen is levenloos
D
De plank is levend, de robot levenloos en de baksteen is dood

Slide 26 - Quiz

Ben jij uniek?
A
ja
B
nee
C
soms wel
D
soms niet

Slide 27 - Quiz

Is elke klasgenoot van jou een individu?
A
ja
B
nee
C
soms wel
D
soms niet

Slide 28 - Quiz

Een klasgenoot van jou is behulpzaam, dit is een ...
A
uiterlijk kenmerk
B
innerlijk kenmerk
C
hele vervelende klasgenoot :(
D
dat is een levensverschijnsel

Slide 29 - Quiz

Je ziet iemand lopen met paars haar met groene spikkeltjes
A
dat is iemand die NIET uniek is, daar zijn er wel meer van op de wereld.
B
je ziet een innerlijk kenmerk
C
je ziet geen kenmerk
D
dat is een individu met opvallende uiterlijke kenmerken

Slide 30 - Quiz

Vul in (noteer het nummer met daarachter één woord)
* Ieder mens is anders, ieder mens is .....1.....
* De kenmerken die je kunt zien, noem je .....2..... kenmerken
* De kenmerken die je niet kunt zien aan de buitenkant, noem je .. 3 ..kenmerken
* Elk mens is een ....4.... met eigen unieke kenmerken
A
1. uiterlijke 2. individu 3. innerlijke 4.uniek
B
1. uiterlijke 2. uniek 3. innerlijke 4. individu
C
1. innerlijke 2. uniek 3. uiterlijke 4. individu
D
1. uniek 2. uiterlijke 3. innerlijke 4. individu

Slide 31 - Quiz