Nederlands B2-21 P2 les 9
1 / 13
Lesson duration is: 60 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Link
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Elke tekst heeft een doel, bijvoorbeeld informeren of overtuigen
A
Dat is waar.
B
Dat is niet waar.
Slide 7 - Quiz
De informatie die het belangrijkst is voor het tekstdoel noemen we:
A
Hoofdzaken
B
Bijzaken
C
Voorbeelden
Slide 8 - Quiz
Voorbeelden en extra uitleg zijn ook hoofdzaken.
A
Dat is waar.
B
Dat is niet waar.
Slide 9 - Quiz
"Ik ben mijn hele leven al met techniek bezig. We zijn met ons gezin zelfs een keer niet op vakantie geweest, om voor mij een lasapparaat te kunnen kopen." De tweede zin is...
A
een hoofdzaak
B
een bijzaak
Slide 10 - Quiz
"Er zijn 12 fietscomputers getest met prijzen tot 80 euro. Zes daarvan zijn bedraad en zes zijn draadloos."
In welke zin staat de hoofdzaak?
In welke zin staat de hoofdzaak?
A
In de eerste zin.
B
In de tweede zin.
Slide 11 - Quiz
In een samenvatting noem je alleen de hoofdzaken.
A
Dat is waar.
B
Dat is niet waar.
Slide 12 - Quiz
Afsluiting. Tips of tops voor de docent?
