BS2: Geslachtelijke voortplanting

Goedemorgen!
This is the place to   Bio
1 / 43
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Goedemorgen!
This is the place to   Bio

Slide 1 - Slide

Herhalen
Basisstof 1: Ongeslachtelijke voortplanting
  1. Je kunt de gebeurtenissen tijdens de celcyclus beschrijven en toepassen.
  2. Je weet dat door ongeslachtelijke voortplanting nakomelingen ontstaan die identiek zijn aan de ouder.
  3. Je kunt standpunten over klonen van organismen toelichten met ethische en biologische argumenten 

Slide 2 - Slide

Wat is GEEN functie van mitose?
A
Reparatie
B
Groei
C
Voortplanting
D
Celstrekking

Slide 3 - Quiz

Op welk moment in de celcyclus vindt plasmagroei plaats.
A
Voorafgaande aan de kerndeling
B
Na de kerndeling maar voor de celdeling
C
Na de celdeling

Slide 4 - Quiz

Wat is mitose ?
A
Celdeling voor nieuwe lichaamscellen
B
Mitose komt alleen voor bij dieren
C
Mitose is een verbrandingsproces
D
Celdeling voor geslachtscellen

Slide 5 - Quiz

een organisme heeft 2n = 12 chromosomen, hoeveel chromosomenparen heeft dit organisme?
A
2
B
6
C
12
D
24

Slide 6 - Quiz

een cel heeft 2n=8 chromosomen, hoeveel chromosomen heeft deze cel in de G2 fase?
A
n=4
B
n=8
C
2n=8
D
2n=16

Slide 7 - Quiz

Welk nr. is het centrosoom en wat doet die?
A
nr 4: het zorgt voor spiraliseren van DNA
B
nr 13: het zorgt voor spiraliseren van DNA
C
nr 13: het zorgt voor uit elkaar trekken van chromosomen
D
nr 9: het zorgt voor uit elkaar trekken van chromosomen

Slide 8 - Quiz

In welke fase van de celcyclus wordt het DNA gekopieerd?
timer
0:15
A
Tijdens de G1-fase.
B
Tijdens de S-fase.
C
Tijdens de G2-fase.
D
Tijdens de M-fase (mitose).

Slide 9 - Quiz

Wat is een chromatide?
A
een chromosoom die gekopieerd is maar nog vast zit aan z'n kopie
B
dat is een chromosoom die buiten de kern zit
C
dat is DNA dat is gekopieerd
D
dat is een chromosoom die naar de polen in een cel worden getrokken

Slide 10 - Quiz

wat is de juiste volgorde?
A
mitose - celdeling - celstrekking - plasmagroei
B
celdeling - mitose - celstrekking - plasmagroei
C
mitose - celdeling - plasmagroei - celstrekking
D
celdeling - mitose - plasmagroei - celstrekking

Slide 11 - Quiz

Welke processen vinden plaats gedurende de M fase?
A
DNA replicatie, kerndeling, celdeling
B
DNA replicatie, celdeling, plasmagroei
C
kerndeling, celdeling
D
celdeling, plasmagroei

Slide 12 - Quiz

Hoeveel chromosomen zijn er zichtbaar?
Hoeveel chromatiden zie je?
A
1 chromosoom, 1 chromatide
B
1 chromosoom, 2 chromatiden
C
2 chromosomen, 1 chromatide
D
2 chromosomen, 2 chromatiden

Slide 13 - Quiz

Bij klonen spreek je van...
A
Geslachtelijke voortplanting
B
Ongeslachtelijke voortplanting

Slide 14 - Quiz

Wat is ongeslachtelijke voortplanting?
A
Voortplanting door seks
B
Voortplanting zonder seks
C
Voortplanting zonder geslachtscellen
D
Voortplanting met geslachtscellen

Slide 15 - Quiz

Fasen van de mitose zijn in willekeurige volgorde: metafase, profase, telofase en anafase.
Bij welk(e) van deze fasen bestaan de chromosomen uit één chromatide?
A
Telofase
B
Profase
C
Anafase
D
Metafase

Slide 16 - Quiz

Wat zijn homologe chromosomen?
A
2 overeenkomstige chromosomen in een celkern
B
Een chromosomenpaar waarbij 1 van de moeder is en 1 van de vader
C
chromosomen die in het evenaarsvlak liggen
D
chromosomen die bestaan uit 1 DNA streng

Slide 17 - Quiz

Hoeveel chromosomen en hoeveel chromatiden bevat een menselijke cel na de S-fase?
A
23 chromosomen en 23 chromatiden
B
23 chromosomen en 46 chromatiden
C
46 chromosomen en 46 chromatiden
D
46 chromosomen en 92 chromatiden

Slide 18 - Quiz

Op welke afbeelding zijn chromatiden van een chromosoom in één cel weergegeven tijdens het eerste gedeelte van de mitose?
A
B
C

Slide 19 - Quiz

Wat is de juiste volgorde bij de celcyclus?
A
spiraliseren- kopiëren- kerndeling- celdeling
B
celdeling- spiraliseren- kerndeling- kopiëren
C
kopiëren- spiraliseren- kerndeling- celdeling
D
kopiëren- kerndeling- spiraliseren- celdeling

Slide 20 - Quiz


Van een kloon kan men in het algemeen zeggen dat:
A
de fenotypen en genotypen onderling gelijk zijn
B
de fenotypen onderling altijd gelijk zijn.
C
de genotypen onderling gelijk zijn, maar de fenotypen kunnen verschillen
D
de fenotypen onderling gelijk zijn, maar de genotypen onderling verschillen

Slide 21 - Quiz

H2: Voortplanting
BS 2: 
Geslachtelijke voortplanting

Slide 22 - Slide

Leerdoelen
  1. Je kunt uitleggen hoe door meiose geslachtscellen ontstaan en de bevruchting verloopt.
  2. Je kunt de delen en werking van het voortplantingsstelsel van de mens beschrijven.
  3. (HAVO) Je kunt beschrijven hoe de geslachtelijke voortplanting bij bloemplanten plaatsvindt.

Slide 23 - Slide

Celfusie
Geslachtelijke voortplanting wordt gekenmerkt door het versmelten van twee (geslachts)cellen en diens genetische informatie uit de kern.

De nieuwe cel bevat dus een dubbel aantal chromosomen.

Slide 24 - Slide

Geslachtscellen (gameten) 
Somatische (lichaams)cellen 

Slide 25 - Slide

De reductiedeling: Meiose

Slide 26 - Slide

Bevruchting
Bij de bevruchting fuseren twee gameten. De gameten bevatten de helft van de genetische informatie (n).
Dit levert een bevruchte cel op met een normale hoeveelheid genetische informatie (2n)

Slide 27 - Slide

haploid/diploid
haploïd
diploïd
afk.
n
2n
chromo-somen
in paren
enkel
cel
zaad/ei
lichaam
deling
meiose
mitose
mens
23
46

Slide 28 - Slide

Meiose
De meiose, ook wel reductiedeling is het proces waarbij haploïde gameten ontstaan. 
Meiose I: 2n -> 2x n
Meiose II: 2x n -> 4x n

Slide 29 - Slide

Spermatogenese

Slide 30 - Slide

Oögenese
De poollichaampjes bevatten een geringe hoeveelheid cytoplasma en groeien niet uit tot een volwaardige eicel. De poollichaampjes degenereren uiteindelijk.

Slide 31 - Slide

Voortplantingsstelsel van de man (1)
1. Zwellichaam: stroomt vol met bloed bij seksuele opwinding met een erectie als gevolg.
2. Urinebuis: afvoeren van urine.
3. Eikel: bevat veel zenuwuiteinden en is daardoor erg gevoelig.
4. Voorhuid: bedekt de eikel en beschermt deze tegen frictie en vuil.
5. Urineblaas: opslag van urine

Slide 32 - Slide

Voortplantingsstelsel van de man (2)
6. Zaadblaasjes: geeft vocht af aan de zaadcellen.
7. Prostaat: voegt vocht toe aan zaadcellen. (vocht + zaadcellen is sperma) 
8. Zaadleiders: vervoeren zaadcellen.
9. Bijbal: opslag van zaadcellen.
10. Teelbal (testes): produceert zaadcellen.
11. Balzak: de temperatuur ligt lager dan in de buikholte. Dit is gunstig voor de zaadcellen.

Slide 33 - Slide

Voortplantingsstelsel vrouw (uitwendig)

Slide 34 - Slide

Voortplantingsstelsel vrouw (inwendig)

Slide 35 - Slide

bevruchting
Bevruchting
Bevruchting = het versmelten van de kernen van de zaadcel en eicel

Slide 36 - Slide

Geslachtelijke voortplanting

Slide 37 - Slide

De bevruchting vindt plaats in de eileiders, na de ovulatie (eisprong).

Na de bevruchting:
  • Delen
  • Naar baarmoeder
  • Innesteling

Slide 38 - Slide

Voortplanting plant (Havo)
Eicel en stuifmeelkorrel zijn beide haploïd (n).
Samen krijg je weer een diploïde cel (2n).
Zaden die hieruit ontstaan zijn genetisch dus niet gelijk aan de ''ouders''.

Slide 39 - Slide

Leerdoelen
  1. Je kunt uitleggen hoe door meiose geslachtscellen ontstaan en de bevruchting verloopt.
  2. Je kunt de delen en werking van het voortplantingsstelsel van de mens beschrijven.
  3. (HAVO) Je kunt beschrijven hoe de geslachtelijke voortplanting bij bloemplanten plaatsvindt.

Slide 40 - Slide

Aan de slag
Lezen
Basisstof 1: Ongeslachtelijke voortplanting

Maken:
Havo: 12 t/m 17
VWO: 11 t/m 18

Slide 41 - Slide

Slide 42 - Slide

Slide 43 - Slide