This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 35 min
Items in this lesson
Herhaling 5.1 - 5.2 - 5.3 - 5.4 - 5.5 - 5.8
Slide 1 - Slide
De variant van een eigenschap noemen we een.............
Gen
Celkern
DNA
Chromosomen
Allel
Slide 2 - Drag question
verbind van groot naar klein:
DNA
Celkern
Chromosoom
Gen
Allel
1
2
3
4
5
Slide 3 - Drag question
Welke beschrijving hoort bij welk begrip?
Bevat informatie over één erfelijke eigenschap
Bestaat uit DNA
Variant van een gen
De stof die de code bevat over erfelijke eigenschappen
Chromosoom
Allel
DNA
Gen
Slide 4 - Drag question
Een variant op een gen noem je een allel.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 5 - Quiz
Dit genoom is van een man.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 6 - Quiz
Hoeveel chromosomen bevat de eicel na de bevruchting?
A
44
B
48
C
23
D
46
Slide 7 - Quiz
Wat wordt bepaald door genotype of fenotype?
Genotype
Fenotype
Een wipneus
Stijl haar vanaf de geboorte
Piercings
Behaarde bladeren
Een litteken
Wibi kan goed piano spelen
Eelt op je handen door hard werken
Blauwe ogen
Slide 8 - Drag question
- Het uiterlijk van een organisme noemen we het:
- Alle erfelijke eigenschappen van een organisme noemen we het:
- Dit deel van een chromosoom codeert voor 1 eigenschap:
- De variant van een gen noemen we een:
Genotype
Fenotype
Gen
Allel
Slide 9 - Drag question
Fenotype
Homozygoot
Een "onderdrukt" allel
De allelen voor een bepaalde eigenschap
Twee verschillende allelen voor een bepaalde eigenschap
De waarneembare eigenschap van een organisme
Twee gelijke allelen voor een eigenschap
Recessief allel
Gen
Heterozygoot
Slide 10 - Drag question
Welke genotype hoort bij welk begrip?
timer
0:30
AA
Aa
aa
Homozygoot dominant
Homozygoot recessief
Heterozygoot
Slide 11 - Drag question
Terugblik
Een man heeft bruin haar en een vrouw blond haar. De man is ....................... wat betekent dat hij twee verschillende ....................... voor het gen voor haarkleur heeft. Hieruit kan je afleiden dat bruin haar ....................... is. De vrouw moet dan wel ....................... zijn. Het gen voor blond haar is dan ....................... De vrouw besluit haar haar rood te verven. Hiermee verandert ze wel haar ......................... maar niet haar .......................
allelen
dominant
fenotype
genotype
heterozygoot
homozygoot
recessief
Slide 12 - Drag question
Klopt de kruisingstabel? bruin = dominant blauw = recessief Rex (vader) = heterozygoot Floor (moeder) = blauwe ogen
A
Juist
B
Onjuist
C
Snap hier niets van
Slide 13 - Quiz
Welke eigenschap is dominant?
A
Ziek
B
Gezond
C
Ik snap dit niet
Slide 14 - Quiz
Wat is het genotype van persoon 8?
A
AA
B
Aa
C
aa
Slide 15 - Quiz
Waar bevind de gemeenschappelijke voorouder zich?
Apen en knaagdieren
Halfapen en tupaia
Knaagdieren en hazen
1
2
3
4
5
Slide 16 - Drag question
Met welke soort vertoont soort 2 de meeste verwantschap?
A
1
B
3
C
4
D
7
Slide 17 - Quiz
Hoe oud is volgens de evolutie theorie en bij horende theorieën de aarde?
A
3.8 miljard jaar oud
B
6000 jaar oud
C
4.6 miljoen jaar oud
D
4.6 miljard jaar oud
Slide 18 - Quiz
stelling 1 - Natuurlijke selectie is dat soorten die zich het beste aangepast zijn aan de omstandigheden de beste overlevingskans hebben. Stelling 2 - Een goed voorbeeld van evolutie zijn mensen die in koude gebieden wonen dikke jassen dragen.
A
1 is goed
B
1 en 2 zijn goed
C
2 is goed
D
1 en 2 zijn beide fout
Slide 19 - Quiz
Wat zijn Fossielen?
A
Verkalkte dieren
B
Versteende overblijfselen van organismen
C
Mijn opa en oma.
D
Leven de wezens die heel oud zijn geworden.
Slide 20 - Quiz
Wat is het genotype van persoon 11?
A
Homozygoot dominant
B
Heterozygoot
C
Homozygoot recessief
Slide 21 - Quiz
Wat zijn voorbeelden van sediment waardoor een fossiel kan ontstaan?
A
Een laag klei of zant wat zich heeft verplaats door bijvoorbeeld erosie
B
Vulkanisch as na een uitbarsting dat zich snel ophoopt op het land
C
Zand en klei dat word meegenomen door een rivier.
D
Regen
Slide 22 - Quiz
Door veel variatie in genotypen zijn er ook meer verschillende fenotypen.
A
juist
B
onjuist
Slide 23 - Quiz
Wat kan zorgen voor variatie in genotype?
A
Alleen mutaties
B
Alleen geslachtelijke voortplanting
C
Mutaties en geslachtelijke voortplanting
D
Mutaties en mutagene invloeden
Slide 24 - Quiz
Door wie is de evolutietheorie bedacht?
A
Charles Darwin
B
Albert Einstein
C
Freek Vonk
D
Pythagoras
Slide 25 - Quiz
Stamt de mens van de chimpansee af?
A
Ja, want ze hebben dezelfde voorouder.
B
Ja, de mens is uit de chimpansee geëvolueerd.
C
Nee, ze hebben wel dezelfde voorouder.
D
Nee, de mens en de chimpansee zijn niet verwant.
Slide 26 - Quiz
Wie is de meest recente gezamenlijke voorouder van de mens en de Orang oetan?
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 27 - Quiz
46
Fenotype
nieuw genotype
Lichaamscel
23 chromosomen
Zaadcel
Slide 28 - Drag question
Sleep het aantal chromosomen naar de juiste cellen (rode vakje)
46 chromosomen
46 chromosomen
46 chromosomen
23 chromosomen
23 chromosomen
Slide 29 - Drag question
23
46
Hoeveel chromosomen bevatten de onderste lichaamscellen afkomstig van een mens?
Slide 30 - Drag question
Sleep de juiste vragen naar de juiste antwoorden
Chromosoom
46
Celkern
Gen
2
timer
3:00
Waar zit het DNA van een cel?
Hoeveel X-chromosomen zitten er in een darmcel van een vrouw?
Hoe noem je een stukje DNA dat codeert voor één eigenschap/eiwit?
Hoe heet een los sliertje DNA waarop meerdere genen staan?
Hoeveel chromosomen heeft een bevruchte eicel?
Slide 31 - Drag question
Een hond heeft 39 chromosomen in zijn geslachtscellen. Hoeveel chromosomen heeft de Hond in zijn lichaamscellen? Sleep het juiste antwoord.