Uitleg - theorie : Effecten geneesmiddelen in het lichaam + medicijnen en eiwitten
Uitzoekopdracht
Moeilijke woorden quiz
Slide 2 - Slide
This item has no instructions
Bijsluiter - opdracht
Zoek in tweetallen uit:
Wat is de indicatie voor dit medicijn?
Hoe gebruik je het medicijn?
Wat zijn mogelijke bijwerkingen?
Slide 3 - Slide
10 minuten is voldoende voor deze opdracht
Bijsluiter - opdracht 2
Ga bij een ander tweetal zitten en geef informatie aan het andere tweetal op basis van de 3 punten die je hebt uitgezocht.
Slide 4 - Slide
5 minuten is voldoende voor uitwisseling tussen 2 groepjes.
Keuze - extra uitwisseling tussen volgende groepjes
Farmacodynamiek of -kinetiek?
Dynamiek - De leer van veranderingen in een systeem
Hoe werkt het middel in het lichaam, welke interactie met cellen/organen gaat het aan
Kinetiek - De leer van het bewegen
De route van het medicijn, inclusief verwerking (opname tot excretie)
Slide 5 - Slide
This item has no instructions
Effect van middelen op het lichaam
Celniveau - Membraan of in de cel zelf
Binding aan eiwitten - zorgt voor activatie of remming - heeft effect op hoe een weefsel, orgaan of het lichaam werkt.
Therapeutisch effect: ontsteking wordt minder, bloeddruk daalt, afname pijn etc.
Slide 6 - Slide
This item has no instructions
Voorbeeld
Angina pectoris - medicijn nitroglycerine
Nitroglycerine werkt op de gladde spiercellen in de wand van de kransslagaders.
Effect - minder vasoconstrictie (samentrekking) van de spierweefsels. Minder kramp = meer zuurstof naar het weefsel = minder pijn <-- therapeutisch effect
Slide 7 - Slide
This item has no instructions
Eiwitten
Werkt mee in alle fysiologische
processen.
Eiwit wat wordt beïnvloedt door medicijnen: heeft effect op fysiologisch proces.
Elk orgaan/weefsel heeft specifieke eiwitten. Medicatie wordt daar specifiek voor gemaakt.
Hoeveel soorten eiwitten zijn er bekend?
Slide 8 - Slide
20.000 verschillende soorten eiwitten
Fysiologisch effect = ademhaling, spijsvertering etc.
De eiwitten die je wilt beïnvloeden kunnen ook in andere organen en weefsels voorkomen, dat kan ongewenste bijwerkingen geven
Cellen
Celmembraan - vetachtige stoffen
Poortwachtersfunctie!
Eiwitten op en in celmembraan:
Receptoren
Ionkanalen
Transporteiwitten
Enzymen
Slide 9 - Slide
This item has no instructions
Maak 4 groepjes
Ieder groepje krijgt een eigen "eiwit" van de celmembraan om te onderzoeken. (receptoren, ionkanalen, transporteiwitten, enzymen)
Wat is het?
Hoe werkt het?
Welk medicijn grijpt aan op het specifieke eiwit?
Maak een korte presentatie over je eiwit. We wisselen dit na de uitwerking uit.