1.7 hoofdzin/bijzin & enkelvoudige/samengestelde zin - les 3

Hoofdstuk 1.7 - les 3

Je leert wat een hoofdzin en een bijzin is.

Je leert hoe een enkelvoudige en een samengestelde zin worden opgebouwd.





1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 1.7 - les 3

Je leert wat een hoofdzin en een bijzin is.

Je leert hoe een enkelvoudige en een samengestelde zin worden opgebouwd.





Slide 1 - Slide

De hoofdzin 
In een hoofdzin staan de persoonvorm en het onderwerp altijd naast elkaar.
Hiertussen kun je NOOIT een ander woord zetten.
Een hoofdzin kan "los" voorkomen of gekoppeld aan 1 of meer bijzinnen.

Ikheb I een nieuwe jas I gekocht (losse zin).
 o     pv

Hij I zou I nooit I liegen I, want hij is een eerlijke jongen (gekoppeld aan bijzin).

Slide 2 - Slide

Enkelvoudige zin
Als een hoofdzin "los" (zonder bijzin) geschreven wordt, dan noem je dit een enkelvoudige zin

Een enkelvoudige zin is altijd een hoofdzin en bestaat dus ook uit één zin, met één persoonsvorm.

Je kunt twee enkelvoudige zinnen wel aan elkaar plakken met een voegwoord. Dan wordt het een samengestelde zin.

Slide 3 - Slide

De bijzin
In de bijzin staan het onderwerp en de persoonsvorm vaak NIET naast elkaar.

Er kunnen andere zinsdelen tusssen geplaatst worden, zoals een lijdend vw of een bijwoordelijke bepaling: 

Hij I blijft I thuis (hoofdzin), omdat I hij I  vandaag I geen zin I heeft  I in school (bijzin).



Een bijzin begint altijd met een voegwoord (linking words).

Slide 4 - Slide

Wat is een voegwoord?
Geef drie voorbeelden.

Slide 5 - Mind map

Voegwoorden:

Slide 6 - Slide

Van enkelvoudig naar samengesteld
Enkelvoudige zinnen plak je aan elkaar met voegwoorden. Dan wordt 't een samengestelde zin. 

Daardoor verandert soms de volgorde van de woorden in de tweede zin !
Het onderwerp en de de persoonsvorm staan uit elkaar, kijk maar:

Hoofdzin-hoofdzin: ik ga met de bus naar school, want ik woon ver weg (hier geldt dat niet).

Hoofdzin-bijzin: ik ga met de bus naar school, omdat ik ver weg woon (hier geldt het dus wel).

Bijzin-hoofdzin: Omdat ik ver weg woon, ga ik met de bus naar school (en hier ook).

Slide 7 - Slide

Samengestelde zinnen ontleden
Hoofdzin-hoofdzin: ik ga met de bus naar school, want ik woon ver weg.

Deze vijf voegwoorden horen altijd bij hoofdzin-hoofdzin:
MAAR - EN - DUS - OF - WANT > MEDOW


Hoofdzin-bijzin: ik ga met de bus naar school, omdat ik ver weg woon.

Alle andere voegwoorden horen bij hoofdzin-bijzin:
OMDAT - TERWIJL - TOEN - SINDS etc.

Slide 8 - Slide

Samengestelde zinnen ontleden
Tussen de zinnen van een samengestlde zin, zet je dubbele zinsdeelstrepen, vóór het voegwoord.

Hoofdzin-hoofdzin: ik ga met de bus naar school, II want ik woon ver weg.

Hoofdzin-bijzin: ik ga met de bus naar school, II omdat ik ver weg woon.

Het voegwoord hoef je niet te benoemen als zinsdeel !



Slide 9 - Slide

Maak een samengestelde zin
(hoofdzin-hoofdzin)

Slide 10 - Mind map

Maak een samengestelde zin
(hoofdzin-bijzin)

Slide 11 - Mind map

En dan nu....
Tijd voor de mindmap

Slide 12 - Slide

Einde van de les

Slide 13 - Slide