H2.4 Atoombouw

H 2.4 Atoombouw
1 / 35
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

H 2.4 Atoombouw

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
verschillende atoommodellen

uit welke deeltjes een atoom bestaat 
de betekenis van het atoomnummer en het massagetal 
wat isotopen zijn en hoe je ze weergeeft
waarom atoomsoorten een gemiddelde atoommassa hebben 



Slide 2 - Slide

Atoommassa's en molecuulmassa's 
Atoommassa (A) van ieder atoom kun je aflezen in het
Periodiek Systeem 

Molecuulmassa berekenen van verbindingen
Atoommassa's van alle atomen in 1 molecuul bij elkaar optellen.
De molecuulmassa van H2O = 
2 x massa H-atoom + 1 x massa O-atoom = 
2 X 1,008 + 1 x 16,00 = 18,016 u

Slide 3 - Slide

Bereken het gehalte Chloor in: BaCl2
5 minuten
Zachtjes overleggen
Schrijf je stappen op! 
Daarna bespreken

Slide 4 - Slide

Het gehalte van een atoomsoort in een verbinding
Als je de molecuulformule van een stof weet, kun je uitrekenen wat het gehalte van een bepaalde atoomsoort in dat molecuul is. Eerst bereken je de totale massa van het molecuul aan de hand van de molecuulformule en dan de totale massa van de gevraagde atoomsoort.

Wat is het massapercentage zuurstof in water?

Slide 5 - Slide

Ideevorming van het atoom

Slide 6 - Slide

Het atoom
Dalton

Een atoom is een massief balletje.

Ieder atoom heeft volgens Dalton een verschillende diameter en is daardoor uniek voor een bepaalde atoomsoort.

Slide 7 - Slide

Rutherford
Atoommodel Rutherford:

Atomen hebben een kleine positieve kern met een negatieve wolk waar elektronen zich in bevinden.

Slide 8 - Slide

Rutherford (1911)

Slide 9 - Slide

Atoombouw
Een atoom bestaat uit:
  • elektronen     (..wolk) 
  • protonen        (kern)
  • neutronen     (kern)

Slide 10 - Slide

Bouw van het atoom

Slide 11 - Slide

0

Slide 12 - Video

Atoombouw
Een atoom is opgebouwd uit protonen, neutronen en elektronen.
De 1+ geladen protonen (p+) en de ongeladen neutronen (n) bevinden zich in de atoomkern.
De 1− geladen elektronen (e-)bevinden zich in een wolk rond de atoomkern.

Slide 13 - Slide

Maak opdracht 52 en 53
3 minuten de tijd
zachtjes overleggen
Eerder klaar? Ga verder met 50 t/m 54
Daarna bespreken

Slide 14 - Slide

Atoomnummer
Het atoomnummer is gelijk aan het aantal protonen in de kern van het atoom. Alle atomen van dezelfde soort hebben hetzelfde atoomnummer.
  • atoomnummer = aantal protonen
  • aantal elektronen = aantal protonen (zonder lading)
  • massagetal = aantal protonen + aantal neutronen


Slide 15 - Slide

Isotopen
Meeste elementen hebben meerdere isotopen.
Isotopen zijn atomen met
                            hetzelfde aantal protonen in de kern,
                            maar een ander aantal neutronen.
Isotopen hebben dus
                            hetzelfde atoomnummer,
                            maar een andere massa.

Slide 16 - Slide

Isotopen

Slide 17 - Slide

Isotopen

Slide 18 - Slide

Voorbeeld: chloor
Twee isotopen van chloor in de natuur: Cl-35 en Cl-37








Slide 19 - Slide

massagetal, atoomnummer en isotopen

Slide 20 - Slide

Gemiddelde atoommassa (relatieve atoommassa)

Slide 21 - Slide

Maken opdracht 57 en 61
5 minuten
Zachtjes overleggen
Schrijf je stappen op!
Daarna bespreken
Eerder klaar? rest v/d opdrachten maken

Slide 22 - Slide

Het element met atoomnummer 11 is natrium
A
ja
B
nee

Slide 23 - Quiz

Wat is een isotoop?
A
Zelfde atoom, andere massa
B
Ander atoom, zelfde massa
C
Zelfde atoom, ander atoomnummer
D
Ander atoom, zelfde atoomnummer

Slide 24 - Quiz

Natrium heeft atoomnummer 11 en massagetal 24. Hoeveel protonen heeft natrium?
A
11
B
12
C
23
D
34

Slide 25 - Quiz

Natrium heeft atoomnummer 11 en massagetal 24. Hoeveel elektronen heeft natrium?
A
11
B
12
C
23
D
34

Slide 26 - Quiz

Natrium heeft atoomnummer 11 en massagetal 24. Hoeveel neutronen heeft natrium?
A
11
B
12
C
13
D
24

Slide 27 - Quiz

Waar vind je de neutronen en waar zijn ze gelijk aan?
A
Rond de kern, gelijk aan de massagetal
B
In de kern, gelijk aan de massagetal
C
Rond de kern, gelijk aan(massagetal - atoomnummer)
D
In de kern, gelijk aan (massagetal - atoomnummer)

Slide 28 - Quiz

Het atoomnummer is het aantal...
A
protonen van een atoom
B
neutronen van een atoom
C
elektronen van een atoom
D
protonen en elektronen van een atoom

Slide 29 - Quiz

Als er een neutron bij komt dan
A
Wordt het atoom nummer hoger
B
Wordt het atoomnummer lager
C
Wordt het massagetal hoger
D
Wordt het massagetal lager

Slide 30 - Quiz

Hebben isotopen verschillende chemische eigenschappen?
A
Ja
B
Nee

Slide 31 - Quiz

Isotopen verschillen van elkaar in ...
A
Aantal protonen
B
Aantal elektronen
C
Aantal protonen en elektronen
D
Aantal neutronen

Slide 32 - Quiz

N-14 heeft 7 protonen en 7 neutronen.
C-14 heeft 6 protonen en 8 neutronen.
N-14 en C-14 zijn isotopen
A
ja
B
nee
C
soms

Slide 33 - Quiz

Maak 2.4

Slide 34 - Slide

Huiswerk
Leren en maken H2.4

Slide 35 - Slide