GR6-TH2-W4-L20 taal

Groep 6

Thema 2 - Week 4 - Les 20
Op tafel:

  • Taalboek
  • Schrift + potlood
  • Wisbordje + stift
1 / 11
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 6

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Groep 6

Thema 2 - Week 4 - Les 20
Op tafel:

  • Taalboek
  • Schrift + potlood
  • Wisbordje + stift

Slide 1 - Slide

Hallo allemaal,

We gaan z.s.m. beginnen met les 20 i.p.v. les 19.
B.v.d. voor jullie aandacht.

M.v.g. Juf Habiba

Slide 2 - Slide

doel:
Ik weet hoe ik afkortingen maak

Ik kan afkortingen uitschrijven in hele woorden

Ik weet waarom afkortingen gebruikt worden

Slide 3 - Slide

Regels bij afkortingen:
één woord: je schrijft de eerste of de belangrijkste letters, met een punt
                       - bijvoorbeeld -> bijv. 

groepje woorden: de eerste letter van alle woorden, met een punt
                          - zo snel mogelijk -> z.s.m.

Slide 4 - Slide

IK
Ik fiets de afstand in max. 10 min.

Slide 5 - Slide

WIJ
Dat is gemiddeld 30 km p.u.

Slide 6 - Slide

JULLIE
Mix en koppel
  • Jullie krijgen allemaal een kaartje. 
  • Ga op zoek naar degene die een kaartje heeft die bij die van jou past. 
  • Hier kom je achter door vragen te stellen dus niet meteen jouw woord af afkorting te zeggen (bijv: Wanneer gebruik je deze afkorting?)
  •  Zijn jullie een koppel? Dan ga je aan de zijkant staan.

Slide 7 - Slide

Wat betekent i.v.m.?
A
ik verbruik minder
B
iets verboden maken
C
in verband met
D
in verliefde modus

Slide 8 - Quiz

Wat betekent z.o.z.?
A
Zoek Overkant Zijweg
B
Zoek Op Zee
C
Zie Omme Zijde
D
Zie Om Zijkant

Slide 9 - Quiz

Bladzijde
A
Blz.
B
B.l.z
C
bl.
D
b.z

Slide 10 - Quiz

Wat is de afkorting van 'minimaal'?
A
mnm.
B
max.
C
min.
D
mini.

Slide 11 - Quiz