2.4 Schrijven - les 4

Welkom!
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom!

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
  • Grammatica - zinsdelen
  • Item Jeugdjournaal
  • Artikel uit De Stentor
  • Fictie

Slide 2 - Slide

Grammatica zinsdelen
Enkelvoudige zin
Samengestelde zin

Slide 3 - Slide

Enkelvoudige zin
In een enkelvoudige zin staat altijd één persoonsvorm.
  • Hij scoort gemakkelijk.
  • Ik fiets graag.
  • Dromerig keek ik tijdens de les wiskunde uit het raam.

Slide 4 - Slide

Samengestelde zin
In een samengestelde zin staan meerdere persoonsvormen. Een samengestelde zin bestaat uit twee (of meer) enkelvoudige zinnen, bijvoorbeeld twee hoofdzinnen.
  • Ik fiets graag, maar mijn vriend gaat altijd met de auto.
  • Morgen vertrekken we naar Frankrijk, dus we zijn nu de koffers aan het pakken.
  • Natuurlijk begrijp ik het probleem, maar waarom heb je mijn hulp niet gevraagd?

Slide 5 - Slide

Grammatica zinsdelen
Nevenschikking
Onderschikking

Slide 6 - Slide

Nevenschikking
Een samengestelde zin van twee hoofdzinnen noemen we nevenschikking.
Tussen de twee hoofdzinnen in een nevenschikking staat een voegwoord: maar, want, en, of, dus.

Haal je het voegwoord weg, dan houd je twee correcte zinnen over.
Ik fiets graag (maar) mijn vriend gaat altijd met de auto.
Zin 1: Ik fiets graag.
Zin 2: Mijn vriend gaat altijd met de auto.

Slide 7 - Slide

Onderschikking
Bij onderschikking zijn er twee volgordes mogelijk:

1 hoofdzin + bijzin: 
Ik bel je, zodra ik thuis ben.

2 bijzin + hoofdzin: 
Zodra ik thuis ben, bel ik je.

Slide 8 - Slide

Oefenen (10 min.)
2.7 Grammatica zinsdelen
opdracht 1, 4, 8, 12

Slide 9 - Slide

Vapen
Nos Jeugdjournaal
De Stentor

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Artikel uit De Stentor
11 december 2024

Slide 12 - Slide

Vapen
"Ouders, pak het af en gooi het weg!"
Wat zou volgens jou een goede oplossing zijn?

Slide 13 - Slide

Fictie
  • Ik kan uitleggen of een verhaal chronologisch verteld is.
  • Ik kan de kenmerken van een historische roman benoemen.

Slide 14 - Slide

Perspectief
De gebeurtenissen in een verhaal lees je altijd vanuit het standpunt/de ogen van iemand anders. Vaak is dit de hoofdpersoon, maar niet altijd. Het standpunt van vertellen heet het perspectief.

Er zijn verschillende perspectieven van waaruit een verhaal kan worden verteld.

Slide 15 - Slide

Perspectief
ik-perspectief: je leest het verhaal vanuit een personage dat vertelt vanuit de ik-vorm.

hij/zij-perspectief: je leest het verhaal van uit een personage dat vertelt vanuit de hij- of zij-vorm.

auctoriaal perspectief: er is een verteller die alles van iedereen weet, je leest het verhaal dus niet vanuit een personage uit het boek.

Slide 16 - Slide

Chronologie
Een verhaal heeft een bepaalde volgorde of opbouw. Sommige verhalen hebben een chronologische volgorde: de schrijver vertelt het verhaal in de volgorde waarin de gebeurtenissen hebben plaatsgevonden.

Soms begint een schrijver zijn verhaal midden in de gebeurtenissen. Pas later vertelt hij wat er allemaal daarvoor is gebeurd. Het verhaal is dan niet-chronologisch opgebouwd.

Slide 17 - Slide

Historische roman
Elk verhaal speelt zich af in een bepaalde tijd: in de toekomst, in het heden, enkele jaren geleden of bijvoorbeeld in de middeleeuwen. Soms is het niet meteen duidelijk, maar kun je het afleiden uit bijzonderheden in het verhaal.

Een historische roman bevat een verhaal dat zich in het verleden afspeelt. Vaak gaat het om echte gebeurtenissen of personen uit die tijd.

Slide 18 - Slide

Samen lezen

Dertiendagh
blz 84 t/m 86

Slide 19 - Slide

Vragen
  1. In welke tijd speelt het verhaal zich ongeveer af?
  2. Waar speelt het eerste gedeelte van tekst 1 zich af?
  3. Van welk perspectief is hier sprake? 

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide