OEFENTOETS: AFWEER & BESCHERMING

OEFENTOETS: AFWEER & BESCHERMING
1 / 19
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 2-4

This lesson contains 19 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

OEFENTOETS: AFWEER & BESCHERMING

Slide 1 - Slide

Vraag 1: Wespenallergie 

Slide 2 - Slide

Antwoord 1: Wespenallergie

Slide 3 - Slide

Vraag 2:
Hoe heet het gedeelte van huid waarin de pigmentcellen worden gemaakt? 
A: hoornlaag 
B: kiemlaag 
C: lederhuid 
D: onderhuids bindweefsel 

Slide 4 - Slide

Antwoord 2:
Hoe heet het gedeelte van huid waarin de pigmentcellen worden gemaakt? 
A: hoornlaag 
B: kiemlaag 
C: lederhuid 
D: onderhuids bindweefsel 

Slide 5 - Slide

Vraag 3:
Als je lang in de zon zit, krijg je het warm.

Leg uit op welke manier je huid ervoor zorgt dat je lichaam weer afkoelt. 

Slide 6 - Slide

Antwoord 3:
Als je lang in de zon zit, krijg je het warm.

Leg uit op welke manier je huid ervoor zorgt dat je lichaam weer afkoelt. 

Antwoord:
Uit de uitleg moet blijken dat de huid het lichaam afkoelt door zweetproductie / het verwijden van bloedvaten. 

Slide 7 - Slide

Vraag 4:
Als de huid tijdens het lassen onvoldoende beschermd wordt, kunnen brandwonden ontstaan. Bij een tweedegraads-brandwond is de huid verbrand tot en met de lederhuid. Daardoor raken onder andere zintuigen in de huid beschadigd. 

Noem twee zintuigen in de huid. 

Slide 8 - Slide

Antwoord 4:
Noem twee zintuigen in de huid. 

Antwoord:
twee van de volgende zintuigen:
  • drukzintuig
  • koudezintuig
  • pijnzintuig/zenuwuiteinde
  • tastzintuig
  • warmtezintuig

Slide 9 - Slide

Vraag 5:
Mensen kunnen blijven drijven in water doordat ze veel vetcellen hebben. In welke laag van de huid komen de meeste vetcellen voor? 
A: in de hoornlaag 
B: in de kiemlaag 
C: in de lederhuid 
D: in het onderhuids bindweefsel 

Slide 10 - Slide

Antwoord 5:
Mensen kunnen blijven drijven in water doordat ze veel vetcellen hebben. In welke laag van de huid komen de meeste vetcellen voor? 
A: in de hoornlaag 
B: in de kiemlaag 
C: in de lederhuid 
D: in het onderhuids bindweefsel 

Slide 11 - Slide

Vraag 6:
De vetlaag helpt bij het blijven drijven, maar de vetlaag heeft ook andere functies. Noem zo’n functie. 

Slide 12 - Slide

Antwoord 6:
De vetlaag helpt bij het blijven drijven, maar de vetlaag heeft ook andere functies. Noem zo’n functie. 

Antwoord:
opslag reservestoffen / isolatie / temperatuurregeling 

Slide 13 - Slide

Vraag 7:
Zweten is een manier om zouten uit te scheiden. Zoogdieren die in het water leven, kunnen niet zweten. Mensen en sommige zoogdieren die op het land leven, zweten wel.

Welke andere functie heeft zweten voor mensen en dieren die op het land leven? 

Slide 14 - Slide

Antwoord 7:
Zweten is een manier om zouten uit te scheiden. Zoogdieren die in het water leven, kunnen niet zweten. Mensen en sommige zoogdieren die op het land leven, zweten wel.

Welke andere functie heeft zweten voor mensen en dieren die op het land leven? 

Antwoord:
regeling (lichaams)temperatuur / afkoelen

Slide 15 - Slide

Vraag 8:
Sven traint om mee te doen aan een hardloopwedstrijd. In de week voor de wedstrijd eet hij veel koolhydraten. Volgens zijn trainer is dat belangrijk, omdat hij dan voldoende glycogeen in zijn beenspieren opgeslagen heeft. 

De beenspieren slaan glycogeen op. Welk ander orgaan slaat ook glycogeen op? 
A: de alvleesklier 
B: de dikke darm 
C: de huid 
D: de lever 

Slide 16 - Slide

Antwoord 8:
Sven traint om mee te doen aan een hardloopwedstrijd. In de week voor de wedstrijd eet hij veel koolhydraten. Volgens zijn trainer is dat belangrijk, omdat hij dan voldoende glycogeen in zijn beenspieren opgeslagen heeft. 

De beenspieren slaan glycogeen op. Welk ander orgaan slaat ook glycogeen op? 
A: de alvleesklier 
B: de dikke darm 
C: de huid 
D: de lever 

Slide 17 - Slide

Vraag 9:
In de afbeelding zie je hormoonklieren P en Q. Tijdens het hardlopen geven deze twee klieren hormonen af. Deze hormonen zorgen ervoor dat glycogeen wordt omgezet in glucose.  Noteer de namen van deze hormonen. 

Schrijf je antwoord zo op: 
hormoon van klier P: ............................................ 
hormoon van klier Q: ............................................  

Slide 18 - Slide

Antwoord 9:
In de afbeelding zie je hormoonklieren P en Q. Tijdens het hardlopen geven deze twee klieren hormonen af. Deze hormonen zorgen ervoor dat glycogeen wordt omgezet in glucose.  Noteer de namen van deze hormonen. 

Schrijf je antwoord zo op: 
hormoon van klier P: glucagon
hormoon van klier Q: adrenaline


Slide 19 - Slide