Een domein is landbouwgemeenschap en het hofstelsel een economisch systeem.
Slide 5 - Slide
Wisbordje:
Wat weet je nog?
Wie bestuurd een domein?
Slide 6 - Slide
Wisbordje:
Wat weet je nog?
Noem 2 oorzaken van het ontstaan van het hofstelsel.
Slide 7 - Slide
Hierdoor ontstaat horigheid
Ontstaan hofstelsel
Slide 8 - Slide
Wisbordje:
Wat weet je nog?
Noem 1 plicht en 1 recht van een horige boer.
Slide 9 - Slide
Vragen die je kunt beantwoorden aan het einde van de les:
- Op welke wijze werd het Frankische rijk bestuurd? - Hoe heeft het Frankische rijk zich ontwikkeld vanaf Karel de Grote? - Wat is het leenstelsel/feodalestelsel en hoe heeft dit zich ontwikkeld?
In deze les:
Kenmerkend aspect: Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur
Slide 10 - Slide
Keuze
Zelf lezen + klein stukje klassikale uitleg
of
Helemaal klassikale uitleg?
Slide 11 - Slide
Het Frankische rijk stond onder leiding van Clovis uit de familie van de Merovingen. Na de dood van Clovis (511) wordt het rijk verdeeld onder zijn zonen en in 768 wordt Karel de Grote aan de macht.
De Franken
De Franken is een Germaanse stam en de merovingen is een familie/dynastie daarbinnen. Het rijk van Clovis (481-511) Zijn rijk wordt groot door veroveringen. Hij nam het Romeinse bestuur en gewoontes over. Ook de gewoonte om hertogen aan te stellen om belangrijke delen van het rijk te besturen en graven voor de minder belangrijk delen werd overgenomen.
De Salische wet
Dit was een ongeschreven wet (gewoonterecht) dat ging over strafrecht en de erfenis. Clovis liet deze wet als eerste opschrijven. Dit had gevolgen voor de erfenis van zijn rijk. In die wet stond de erfenis over alle zonen van de vader verdeeld moet worden.
Slide 12 - Slide
Nog een Romeinse 'gewoonte' wordt overgenomen: Clovis wordt gedoopt tot het christendom.
Slide 13 - Slide
Karel de Grote,familie van de Karolingen. Hij laat zich dopen door de paus en wordt de eerste keizer sinds de val van het Romeinse rijk.
Hier vocht de overgrootvader van Karel de Grote, Karel Martel bij Poitiers (732) tegen de moslims
Hier wonen de Longobarden (Italianen) waar Karel de Grote tegen vocht om de paus te beschermen
Hier vocht Karel de Grote 30 jaar tegen de Saksen, eenmaal gewonnen dwong hij ze zich te bekeren tot het christendom
Slide 14 - Slide
De ontwikkeling van het Frankische Rijk (481-870)
Chronologie
481-511: Clovis verenigd gebieden tot het Frankische Rijk
511-751: Andere Merovingische koningen aan de macht
vanaf 751: Karolingen aan de macht
764-800: Karel de Grote koning van Franken
800-814: Karel de Grote keizer van de Franken
843 & 870: opdeling Rijk onder zonen
Slide 15 - Slide
Het leenstelsel/feodale stelsel
Karel de Grote kon zijn land niet alleen besturen.
Daarom kreeg hij hulp van vazallen: mannen die met hem meevochten.
Zijn trouwste vazallen kregen als beloning ieder een gebied in leen.
Zij mochten dit namens hem besturen: zij werden zijn leenmannen.
Het leenstelsel heet ook wel: feodalisme
KA
Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur
Slide 16 - Slide
Leenman: Is trouw aan zijn leenheer, spreekt recht in naam van de leenheer en levert militaire krachten.
Leenheer: leent het land aan zijn leenman en geeft bescherming.
Op de achtergrond zie je een vazal trouw zweren aan de koning
Slide 17 - Slide
Leenstelsel = feodale stelsel
Politiek stelsel
De middelste leenmannen zijn naast leenman ook leenheer, omdat ze de grond weer in stukken verdelen en deze ook in leen geven.
Leenman = vazal
KA
Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
KA
Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur
Slide 20 - Slide
Gevolg leenstelsel
Leen wordt als erfelijk gezien, zowel bij leenmannen als achterleenmannen.
Ook ambten werden als erfelijk beschouwd.
Koningen kregen hierdoor minder macht omdat het rijk te versnipperd werd.
Slide 21 - Slide
Vul het schema in met de woorden die onderin staan. Let op: sommige woorden kunnen twee keer worden gebruikt
Geef met een kleurtje aan welke begrippen bij het hofstelsel horen en welke begrippen bij het feodaal stelsel/leenstelsel. Zo heb je in één oogopslag overzicht welke concepten/begrippen bij welk stelsel horen.
Klaar? Maak opdrachten van paragraaf 3.3: 5, 7, 14, 15 en 16.
Aan de slag
timer
15:00
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Slide
Maak opdrachten 5, 7, 14, 15 en 16.
Klaar? Maak opdracht 6, 13 en 17
Daar ook mee klaar? Maak een samenvatting aan de hand van de kenmerkende aspecten.