JvO1 Spelling algemeen: trappen van vergelijking

Algemene spelling
Trappen van vergelijking (syllabus, blz. 10)
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Algemene spelling
Trappen van vergelijking (syllabus, blz. 10)

Slide 1 - Slide

Trappen van vergelijking

Slide 2 - Slide

TRAPPEN VAN VERGELIJKING

Slide 3 - Slide

Als - dan
groot, groter, grootst

Hij is even groot als ik.
Hij is groter dan ik.

Slide 4 - Slide

Als - na de stellende trap
Voorbeeld: Hij is even groot als zijn vader.
                       Suus is even aardig als haar moeder. 

Dan - na de vergrotende trap 
Voorbeeld: Hij is groter dan zijn vader .
                        Suus is aardiger dan haar moeder.

Slide 5 - Slide

Eerlijk gezegd vind ik zoete drop lekkerder ..... zoute.
A
als
B
dan

Slide 6 - Quiz

In de eerste ronde was Eric bijna net zo snel ..... Peter.
A
als
B
dan

Slide 7 - Quiz

Shirley beweert dat Apeldoorn niet half zo groot is ..... Amsterdam.
A
als
B
dan

Slide 8 - Quiz

Veel leerlingen werken liever alleen ...... in een groepje.
A
als
B
dan

Slide 9 - Quiz

Madrid is niet zo ver ..... Lissabon, denk ik.
A
als
B
dan

Slide 10 - Quiz

Wendy is minstens even druk .... haar broertje.
A
als
B
dan

Slide 11 - Quiz

Kleine auto's rijden een stuk zuiniger ...... grote terreinwagens.
A
als
B
dan

Slide 12 - Quiz

Die cake smaakt morgen net zo goed ..... vandaag.
A
als
B
dan

Slide 13 - Quiz

Bert lijkt groter dan Ina, maar hij is even groot ...... zij.
A
als
B
dan

Slide 14 - Quiz

Robbert kan veel harder lopen ...... ik.
A
als
B
dan

Slide 15 - Quiz

Let op:

  • Een woord dat op een -r eindigt, krijgt in de vergrotende trap -der: 
zwaar - zwaarder - zwaarst
  • Een woord dat op een -s eindigt, krijgt in de overtreffende trap een -t: boos - bozer - boost
  • Een woord dat op -st  of op een stomme e eindigt, krijgt in de overtreffende trap meest ervoor: meest woest   / meest stupide
  • Er zijn uitzonderingen: goed, beter, best            graag, liever, liefst 
                                                        veel, meer, meest          weinig, minder, minst

Slide 16 - Slide

raar, raarder, ....
A
meest raar
B
gek
C
gekst
D
raarst

Slide 17 - Quiz

timide, ... , meest timide

(timide betekent verlegen)
A
timider
B
timidest
C
timiedst
D
meer timide

Slide 18 - Quiz

Veel, ..... , .....
A
veelst, veler
B
veelst, meest
C
meer, veelst
D
meer, meest

Slide 19 - Quiz

logisch, logischer, ....
A
logischst
B
meest logisch
C
logiest
D
meer logisch

Slide 20 - Quiz

enthousiast, enthousiaster, ....
A
enthousiastst
B
euforisch
C
meest enthousiast
D
meer enthousiast

Slide 21 - Quiz