Cursus 6 § 4

Welkom bij Nederlands
Blz. 224
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Welkom bij Nederlands
Blz. 224

Slide 1 - Slide

Programma
- Leerdoelen
- Uitleg trappen van vergelijking
- Groter dan/even groot als
- Samen oefenen
- Verder oefenen

Slide 2 - Slide

Leerdoel
Ik kan de trappen van vergelijking gebruiken in combinatie met als en dan.



Slide 3 - Slide

Mijn opa is lief, mijn moeder is liever en mijn zusje is het liefst. 

Slide 4 - Slide

Trappen van vergelijking

Slide 5 - Slide

Trappen van vergelijking
Let op, eindigt een woord...

- op -r? -> dan bij de vergrotende trap -der
   raar - raarder, duur  - duurder, zuur - zuurder

Slide 6 - Slide

Trappen van vergelijking
Let op, eindigt een woord...

- op -s? -> dan bij de overtreffende trap -t
   vers - verst, boos - boost
- op -st? -> dan bij overtreffende trap geen -st, maar meest
   juist - meest juist, bewust - meest bewust

Slide 7 - Slide

Trappen van vergelijking
Uitzonderingen, een paar voorbeelden:
goed, beter, best                                   graag, liever, liefst
veel, meer, meest                                  weinig, minder, minst

Slide 8 - Slide

Als of dan?
... als mij       of        ... dan ik?

- Gebruik als na de stellende trap en dan na de vergrotende trap
- Maak de zin langer: Ana is net zo slim als hij (is)/als ik (ben)

Tip: 
groter dan | even groot als.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Wat is de overtreffende trap van 'blond'?
A
blond
B
blonder
C
blondst
D
meest blond

Slide 11 - Quiz

Wat is de vergrotende trap van 'zuur'?
A
zuur
B
zuurer
C
zuurder
D
zuurst

Slide 12 - Quiz

Hij weet dat beter ... ik
A
als
B
dan

Slide 13 - Quiz

Wat is juist:
Karin is vijf keer sterker als/dan hij/hem.
A
als hij
B
als hem
C
dan hij
D
dan hem

Slide 14 - Quiz

Goed of fout? Leg uit.
1. Ik vind broccoli viezer als bloemkool.
2. Zij is liever als mij.
3. Het is stiller in de klas dan thuis. 
4. Porsche heeft grotere motoren als Tesla.
5. Mijn zusje is even groot dan ik.
6. Mijn vriendin werkt harder dan mij. 
7. Mijn broertje werkt beter als ik in de buurt ben. 

Slide 15 - Slide

Zelf aan de slag!

  1. Waar zijn we? Cursus 6. Formuleren. 'Trappen van vergelijking' Blz. 224-225
  2. Wat doe ik? Opdracht 1 t/m 5
  3. Hoe? Zelfstandig. 
  4. Tijd? 15 minuten. 
  5. Hierna? Klassikaal nabespreken. 
  6. Klaar? Huiswerk maken of lezen.






Slide 16 - Slide