passé composé

Werkwoorden -er
Wat is de regel tegenwoordige tijd?
Hoe leer je de uitgangen?
SO
1 / 35
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Werkwoorden -er
Wat is de regel tegenwoordige tijd?
Hoe leer je de uitgangen?
SO

Slide 1 - Slide

Om over het nu te praten heb je de présent
Bij een grote groep werkwoorden op -er zien de vormen er zó uit:
je mange
tu écoutes
il parle
nous regardons
vous jouez
ils changent

Er zijn ook veel ONREGELMATIGE WERKWOORDEN EN DAAR MOET JE DE PRÉSENT GEWOON VAN LEREN (bijvoorbeeld faire. prendre, avoir, etc.)

Slide 2 - Slide

je (ik)
+ e
tu (jij)
+ es
il (hij)
+ e
elle (zij)
+ e
on (men/we)
+ e
nous (wij)
+ ons
vous (jullie/u)
+ ez
ils (zij, mnl)
+ ent
elles (zij, vrl)
+ ent
UITGANGEN

van de 
werkwoorden
op

-ER

Slide 3 - Slide

Les verbes op -er

- leer de betekenis van de werkwoorden (NL-FR en FR-NL)
- présent: leer de uitgangen
- stam  en uitgang


Slide 4 - Slide

jij kijkt (regarder)

Slide 5 - Open question

ik houd van (aimer)

Slide 6 - Open question

wij dansen (danser)

Slide 7 - Open question

zij zoeken (chercher)

Slide 8 - Open question

werkwoord avoir - blz 134
présent

passé composé

Ik heb gehad = 

hij heeft gehad =

Slide 9 - Slide

werkwoord être - blz 134

ik ben geweest = 
zij is geweest =

être heeft NIET het hulpwerkwoord être

Slide 10 - Slide

Le passé composé

2) Bestaat uit hulpwerkwoord AVOIR of ÊTRE 
én een voltooid deelwoord

 



De meeste werkwoorden worden met avoir vervoegd
- meestal hulp ww NL = hulp ww FR
- uitzondering bijv.: ik ben geweest = j'ai été.

Slide 11 - Slide

passé composé ww -er
Stam + é

Je suis arrivé
J'ai commencé
Je suis entré
Je suis resté
J'ai dansé
etc.



Slide 12 - Slide

Zie ook pagina 24!

Slide 13 - Slide

H3 - herhaling passé composé

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Vergelijk met het Nederlands: hebben of zijn

-re en -ir hoef je nu niet te kennen!

Slide 16 - Slide

Le passé composé
Als het hulpwerkwoord être is, kan het voltooid deelwoord extra letters krijgen:

mnl ev
-
Il est allé
vrl ev
+e
Elle est allée
mnl mv
+s
Nous sommes allés
Vous êtes allés
Ils sont allés
vrl mv
+es
Elles sont allées

Slide 17 - Slide

*** Le passé composé ***
STAP 1: AVOIR (OF ÊTRE) vervoegen
STAP 2: VOLTOOID DEELWOORD toevoegen
STAP 3: pas EVENTUEEL het voltooid deelwoord aan
 
(écouter)           J'              .. ai ..     ......écouté.....
(entrer)               Elle        ..........      ........................
(rester)                Ils           .............     .........................
(aimer)                Tu            .............     .........................

 




Slide 18 - Slide

Welk werkwoord gebruik je het meest bij de passé composé?
A
être
B
avoir

Slide 19 - Quiz

Kies de juiste vorm van het hulpwerkwoord.
Nous ... arrivés au Portugal.
A
avons
B
sommes

Slide 20 - Quiz

Tu ... allé au supermarché.
A
as
B
es
C
est
D
a

Slide 21 - Quiz


Zij is aangekomen... à Lille. (arriver)

Slide 22 - Open question

zij heeft gehad ... des fleurs. (avoir)

Slide 23 - Open question

Jij bent geweest ... en vacances. (être)

Slide 24 - Open question

Hij heeft gegeven ... un cadeau. (donner)

Slide 25 - Open question

aller, elle (passé composé)

Slide 26 - Open question

Nous (rester, passé composé)

Slide 27 - Open question

manger, elle (passé composé)

Slide 28 - Open question

parler, vous (passé composé)

Slide 29 - Open question

tu - danser

passé composé

Slide 30 - Open question

Passé composé: U heeft gedanst

Slide 31 - Open question

demander, vous (passé composé)

Slide 32 - Open question

Elles - aller - passé composé

Slide 33 - Open question

danser, je (passé composé)

Slide 34 - Open question

SO

 
Oefenen: www.verbuga.eu
Ik zal extra oefeningen op de classroom zetten.

Slide 35 - Slide