GEZ-AFPG lesweek 3

Hypofyse en hormonen
1 / 24
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOHBOStudiejaar 1-4

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Hypofyse en hormonen

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen 
-Herhalen van de basis van de hormonen, hypofyse en feedbackmechanisme

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Hypothalamus
Hypofyse
Pijnappelklier
Alvleesklier
Schildklier
Bijnier
Placenta (bij zwangerschap)
Eierstokken

Slide 3 - Drag question

This item has no instructions

Slide 4 - Video

This item has no instructions

Wat heb je uit het filmpje onthouden wat je nog niet wist

Slide 5 - Open question

This item has no instructions

Hormonen
chemische stof - specifieke werking -> 'signaalstoffen':
hormoonklieren > interne secretie > hormoon > doelwitcellen > receptor om chemische boodschap op te vangen > remmende of stimulerende werking

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Hormoonproductie
Op meerdere manieren worden hormonen aangemaakt:
  1. Hormoonklieren als orgaan (endocrien): maken alleen hormonen aan en geven direct af aan het bloed (bijv. hypofyse, schildklier)
  2. Hormoonklieren in ander orgaan (bijv. eilandjes van Langerhans - insuline) 
  3. Hormoonproducerende cellen (weefsel): hormonen worden aangemaakt op de plek waar het ook nodig is (bijv. gastrine in de maag, secretine in het duodenum, histamine in de huid)

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Hormoonklieren
De hormoonklieren in het lichaam zijn: 
- Hypothalamus + hypofyse
- Pijnappelklier
- Schildklier 
- Bijschildklieren 
- Eilandjes van Langerhans (Pancreas) 
- Juxtaglomerulairecellen (nieren)
- Bijnieren 
- Geslachtsklieren (eierstokken en zaadballen) 



Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Hypofyse
  • Hypofysevoorkwab = endocrien weefsel
  • Hypofyseachterkwab = zenuwweefsel

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Hypofysevoorkwab = adenohypofyse

Effecthormonen (zelf direct effect)
  • Groeihormoon (GH)
  • Prolactine (PRL)

Glandotrope hormonen (aanzet tot aanmaak):
  • Schildklierstimulerend hormoon (TSH)
  • Adrenocorticotroop hormoon (ACTH)
  • Luteïniserend hormoon (LH)
  • Follikelstimulerend hormoon (FSH)

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Hypofyseachterkwab = neurohypofyse
Opslag en doorgifte hormonen, aangemaakt door hypothalamus:
  • Oxytocine: weeën en toeschietreflex
  • Antidiuretisch hormoon (ADH):
    vochthuishouding/ osmotische waarde

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Quiz Hormonen

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

​Hormonen zijn stoffen die allerlei _______ in je lichaam regelen en die bepaalde organen aansturen.
Hormonen worden gemaakt in _______.
De hormoonklieren geven de hormonen af aan het _______.
Zo worden de hormonen vervoerd door het hele lichaam.
Elk soort hormoon werkt _______.
Dit betekent dat een hormoon alleen werkzaam is op één bepaald orgaan of weefsel.
Andere organen of _______ reageren dus niet op dat hormoon.
Alle hormoonklieren bij elkaar noem je het _______.

Sleep de woorden naar de juiste plek.
weefsel
hormoonklier
bloed
processen
specifiek
hormoonstelsel

Slide 14 - Drag question

This item has no instructions

In welk orgaan worden 'releasing hormones' gemaakt?
A
Hypothalamus
B
Hypofyse
C
Doelorgaan
D
Hypothalamus en hypofyse

Slide 15 - Quiz

Hormonen die elders aanzetten tot hormoon productie


Wat is een hormoon?
A
Een stof die er voor zorgt dat je bloedsuiker daalt
B
Een stof die er voor zorgt dat je lichaamsprocessen sneller verlopen
C
Een stof die als een boodschapper werk op een specifiek doelorgaan
D
Een stof die de spijsvertering ondersteund

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Hormoon dat het glucosegehalte van het bloed laat dalen
Hormoon dat het glucosegehalte van het bloed laat stijgen
Insuline
Glucagon

Slide 17 - Drag question

This item has no instructions

Wat is geen hormoonklier?
A
Teelbal
B
Hypofyse
C
Darm
D
Alvleesklier

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Als je veel water gedronken hebt, krijg je dan veel of weinig ADH in je bloed? Waarom?
A
Veel ADH want dat stimuleert de uitscheiding van water
B
Veel ADH want dat remt de uitscheiding van water
C
Weinig ADH want dat stimuleert de uitscheiding van water
D
Weinig ADH want dat remt de uitscheiding van water

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Welke twee hormonen worden geproduceerd door de alveesklier?
A
Insuline en glycogeen
B
Insuline en glucagon
C
Insuline en adrenaline
D
Insuline en glucose

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Het schildklierhormoon kan niet gemaakt worden zonder het element jodium (I). Stel dat een patiënt jodiumtekort heeft.
Zal er meer of minder TSH gevormd worden?
A
meer TSH
B
minder TSH

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Welk orgaan maakt ADH?
A
hypothalamus
B
hypofyse
C
nier
D
bijnier

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Indien onder bepaalde omstandigheden de osmotische waarde van het bloedplasma bij een mens daalt:
A
Blijft de hypofyse evenveel ADH afscheiden
B
Scheidt de hypofyse meer ADH af
C
Scheidt de hypofyse minder ADH af
D
Wordt er minder urine uitgescheiden

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions


glucose.................glycogeen
A
geel = glucagon paars = insuline
B
geel = ADH paars = insuline
C
geel = insuline paars = glucagon
D
geel = insuline paars = oxytocine

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions