Tussenletters in samenstellingen

Na deze les kun je

samenstellingen met en zonder tussenletters correct spellen
Doel van de les
1 / 32
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Na deze les kun je

samenstellingen met en zonder tussenletters correct spellen
Doel van de les

Slide 1 - Slide

Wat is een samenstelling?
Noem voorbeelden.

Slide 2 - Mind map

Theorie (samenstelling)
Een samenstelling = twee of meer losse woorden aan elkaar geplakt:

stoel + poot = stoelpoot                       
tafel + kleed = tafelkleed
voet + bal + veld = voetbalveld

Slide 3 - Slide

Wat is de juiste spelling van de volgende samenstelling:

stad + schouwburg
A
stadsschouwburg
B
stadschouwburg

Slide 4 - Quiz

Theorie: tussen -s
- gebruik altijd een tussen -s als je die hoort:
jongensboek / stationsrestauratie

- begint woord 2 met een s-klank? Verander dan woord 2 door een woord dat niet met een s-klank begint (bv. 'kat')! Dan hoor je of er een s komt of niet

bedrijf + chef    --> bedrijf + kat     -->  bedrijfskat,  dus bedrijfschef
station + straat --> station + kat    -->  stationskat, dus stationsstraat

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

schoonheid + slaapje
A
schoonheidsslaapje
B
schoonheidslaapje

Slide 7 - Quiz

gezelschap + spel
A
gezelschapsspel
B
gezelschapspel

Slide 8 - Quiz

huis + sleutel
A
huissleutel
B
huisleutel
C
huisssleutel
D
huis-sleutel

Slide 9 - Quiz

Samenstellingen met tussen '(e)n'
Sleep naar de goede plek.

Tussen '(e)n'

Geen tussen '(e)n'
pan + koek
groente + soep
boek + legger
geboorte + cijfer

Slide 10 - Drag question

Theorie: tussen -(e)n
Basisregel = als het eerste deel van de samenstelling
                           - een zelfstandig naamwoord is en
                           - alléén een meervoud heeft op -n of -en
                           dan schrijf  je -(e)n!!

eik + boom = eikenboom                            kat + bak = kattenbak        
blinde + school = blindenschool            krant + kop = krantenkop

Slide 11 - Slide

Dus: wat is de basisregel
voor de tussen -(e)n?

Slide 12 - Open question

Theorie (uitzonderingen)
Je schrijft géén tussen-(e)n als het eerste woord van de samenstelling:

1. geen ZNW is       hogeschool, platteland, huilebalk

2. geen meervoud heeft     tarwebrood, benzinegeur

3. alleen een meervoud op -s heeft    aspergesoep, douchekraan

Slide 13 - Slide

Theorie (uitzonderingen)
Je schrijft géén tussen-(e)n als het eerste woord van de samenstelling:

4. een meervoud op -s én -(e)n heeft       groenteboer, geboortecijfer
                                                (groenten & groentes; geboorten & geboortes!)

5. a. de samenstelling is in zijn geheel een BVN  + b. het eerste deel versterkt betekenis het tweede deel: reuzeleuk, apetrots, beregoed


Slide 14 - Slide

Theorie (uitzonderingen)
Je schrijft géén tussen-(e)n als het eerste woord van de samenstelling:

6. het eerste deel is enig in zijn soort   Koninginnedag, maneschijn, Onze-lieve-Vrouwekerk

7. 'versteende' uitdrukkingen: delen van de samenstellingen zijn nauwelijks meer te herkennen: bruidegom, papegaai
(zie voor lijst: versteende uitdrukkingen)

Slide 15 - Slide

Klik op de goede samenstelling:

reet + goed
A
retegoed
B
retengoed

Slide 16 - Quiz

retegoed
want:

samenstelling is BVN
+
eerste deel versterkt betekenis tweede deel

Slide 17 - Slide

Klik op de goede samenstelling:

pan + koek
A
pannekoek
B
pannenkoek

Slide 18 - Quiz

pannenkoek
want:

het eerste deel is een ZNW met een meervoud op -en

(extra 'n' nodig vanwege uitstpraak;
anders staat er 'panenkoek')

Slide 19 - Slide

Klik op de goede samenstelling:

zon + straal
A
zonnestraal
B
zonnenstraal

Slide 20 - Quiz

zonnestraal
want:

het eerste deel is enig in z'n soort

Slide 21 - Slide

Klik op de goede samenstelling:

gerst + korrel
A
gerstekorrel
B
gerstenkorrel

Slide 22 - Quiz

gerstekorrel
want:

het eerste deel is een ZNW dat geen meervoud heeft!

(het meervoud van gerst = gerst)

Slide 23 - Slide

Klik op de goede samenstelling:

hoogte + verschil
A
hoogteverschil
B
hoogtenverschil

Slide 24 - Quiz

hoogteverschil
want:

het eerste deel is wel ZNW
maar heeft twee meervoudsvormen:
hoogten en hoogtes

Slide 25 - Slide

Klik op de goede samenstelling:

seconde + wijzer
A
secondenwijzer
B
secondewijzer

Slide 26 - Quiz

secondewijzer
want

het eerste deel is wel ZNW
maar heeft twee meervoudsvormen:
seconden en secondes

Slide 27 - Slide

Klik op de goede samenstelling:

spin + wiel
A
spinnenwiel
B
spinnewiel

Slide 28 - Quiz

spinnewiel
want:

het eerste deel is géén ZNW,
maar een WW!
(komt van het WW 'spinnen')

Slide 29 - Slide

Klik op de goede samenstelling:

plat + land + school
A
plattenlandschool
B
plattenlandsschool
C
plattelandsschool
D
plattelandschool

Slide 30 - Quiz

plattelandsschool
geen -n want:
het eerste deel is géén ZNW, maar een BVN: plat!

maar wel +s
(vervang 'school' maar door 'kat': je hoort een 's', dus schrijf je een 's'!

Slide 31 - Slide

Leg uit waarom het 'roggebrood' is en niet 'roggenbrood'.

Slide 32 - Open question