- Je weet wat het verschil is tussen zinsdelen en woordsoorten.
- Je weet dat elke zin bestaat uit verschillende soorten woorden.
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2
This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Grammatica woordsoorten
2 mavo
- Je weet wat het verschil is tussen zinsdelen en woordsoorten.
- Je weet dat elke zin bestaat uit verschillende soorten woorden.
Slide 1 - Slide
Wat is grammatica?
Grammatica: regels over hoe zinnen gevormd worden.
Doe je dit verkeerd? Dan kan het zijn dat je elkaar niet goed begrijpt.
Ook erg nuttig bij het leren van een andere taal!
Slide 2 - Slide
Grammatica woordsoorten
klas 1
werkwoorden
zelfstandig naamwoorden
bijvoeglijk naamwoorden
lidwoorden
voorzetsels
persoonlijk voornaamwoorden
Grammatica woordsoorten
klas 2
bezittelijk voornaamwoord
wederkerend en wederkerig voornaamwoord
vragend voornaamwoord
aanwijzend voornaamwoord
Slide 3 - Slide
werkwoorden
Een werkwoord kan in verschillende vormen in je zin terugkomen:
brengen > infinitief (hele werkwoord)
bracht > verleden tijd (of in een andere tijd)
gebracht > voltooid deelwoord
Slide 4 - Slide
lidwoorden
de, het, een
Let op: 'een' en niet 'één'
'het' van 'het huis' is wel een lidwoord, 'het' van 'het regent' niet
Slide 5 - Slide
zelfstandig naamwoorden
Een zelfstandig naamwoord gebruik je voor:
mensen en eigennamen (man, Jan)
dieren (olifant, muizen)
dingen (tafel, regenpijp)
Slide 6 - Slide
Bijvoeglijk naamwoorden
Deze zeggen iets over een zelfstandig naamwoord.
De nieuwe Netflix-serie.
znw (zelfstandig naamwoord): Netflix-serie
bnw (bijvoeglijk naamwoord): nieuwe
Het bnw kan voor een znw staan, maar ook erna.
Slide 7 - Slide
Voorzetsels
Waarin, waardoor, waarmee, waaronder?
... de kast
Maar ook richtingen, 'met', 'van' en 'na'
Slide 8 - Slide
Persoonlijk voornaamwoord
Verwijst naar een persoon of een groep mensen zonder een naam te noemen.
Slide 9 - Slide
Bezittelijk voornaamwoord
Geeft een bezit aan.
Heb je jouw fiets op slot gezet?
je: persoonlijk
jouw: bezittelijk
Slide 10 - Slide
Ontleed onderstaande zin en benoem de werkwoorden, lidwoorden, zelfstandig naamwoorden, bijvoeglijk naamwoorden, voorzetsels, persoonlijk en bezittelijk voornaamwoorden.
'Mijn moeder vraagt of je bij ons komt eten.'
Slide 11 - Open question
Maak zelf een zin in precies deze volgorde:
pers. vnw - ww - bez. vnw. - bnw - znw - ww - ww.
Slide 12 - Open question
Wederkerend voornaamwoord
Altijd in combinatie met een wederkerend werkwoord
Wederkerend > keert weder > komt terug:
Ik schaam me voor deze blunder.
Slide 13 - Slide
Wederkerend of wederkerig?
Wederkerend: me, je, u, zich, ons
Ik schaam me.
Wederkerig: elkaar
Zij willen elkaar niet uit het oog verliezen.
Slide 14 - Slide
Woordsoorten in deze les
werkwoorden
lidwoorden
zelfstandig naamwoorden
bijvoeglijk naamwoorden
voorzetsels
persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord
wederkerend en wederkerig voornaamwoord
Slide 15 - Slide
Oefenen!
Maak van SOM > Leermiddelen > Op Niveau > Blok 2 > Grammatica > opdracht 10, 11 en 13
Blok 4 > Grammatica > opdracht 12
Extra voor mavoXL:
Bekijk deze video: https://tinyurl.com/werkwoordenmavoxl