Paragraaf 9: sterke en zwakke werkwoorden

Welkom bij Nederlands
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Welkom bij Nederlands

Slide 1 - Slide

Planning
Lezen

Sterke en zwakke werkwoorden

Weektaakcontrole
Nieuwe weektaak maken

Slide 2 - Slide

timer
8:00
Pak je leesboek voor je!

Slide 3 - Slide

Terugblik
Persoonsvorm tegenwoordige tijd
welke 3 regels? 

Slide 4 - Slide

Doel


Ik kan sterke en zwakke werkwoorden gebruiken.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Slide 8 - Slide

Opdracht
Alleen:
  • 2 minuten
  • schrijf zoveel mogelijk sterke ww op.

Doe het zo:
lopen - liep
timer
2:00

Slide 9 - Slide

Is het werkwoord zwak of sterk?
Sterk werkwoord
Zwak werkwoord
kloppen
bedenken
reizen
slapen
vastmaken
vertellen
liegen
koken

Slide 10 - Drag question

Wat is het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden?
A
sterke werkwoorden veranderen in de verleden tijd van klinker, zwakke niet.
B
zwakke werkwoorden veranderen in de verleden tijd van klinker, sterke niet.

Slide 11 - Quiz

Sterk of zwak werkwoord?
'Lopen'
A
Sterk
B
Zwak

Slide 12 - Quiz

Sterk of zwak werkwoord?
'werken'
A
Sterk
B
Zwak

Slide 13 - Quiz

Sterk of zwak werkwoord?
'Lezen'
A
Sterk
B
Zwak

Slide 14 - Quiz


Blijft de klank van -geven- in de verleden tijd hetzelfde?
A
Ja, het is een zwak werkwoord
B
Nee, het is een sterk werkwoord

Slide 15 - Quiz

Sterk of zwak werkwoord?
Sterk werkwoord
Zwak werkwoord
stoppen
hebben
dansen
worden
schrijven
boffen
lopen
zijn
fietsen
lachen

Slide 16 - Drag question

Maken
blz. 240  Maken en nakijken: Opdracht 1, 3 en 4



Controle: blz. 238. Maken en nakijken: Opdracht 2, 3, 4 en 5

Slide 17 - Slide