9. Sterke en zwakke werkwoorden

Welkom bij Nederlands
Blz. 240
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Welkom bij Nederlands
Blz. 240

Slide 1 - Slide

Lesdoel


Ik kan sterke en zwakke werkwoorden gebruiken en herkennen

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Is het werkwoord sterk of zwak?
kloppen
bedenken
reizen
koken
slapen
verhuizen
vastmaken
vertellen
zwakke werkwoorden
sterke werkwoorden

Slide 5 - Drag question

Wat is het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden?
A
sterke werkwoorden veranderen in de verleden tijd van klinker, zwakke niet.
B
zwakke werkwoorden veranderen in de verleden tijd van klinker, sterke niet.

Slide 6 - Quiz

Sterk of zwak werkwoord?
'Lopen'
A
Sterk
B
Zwak

Slide 7 - Quiz

Sterk of zwak werkwoord?
'werken'
A
Sterk
B
Zwak

Slide 8 - Quiz

Sterk of zwak werkwoord?
'Lezen'
A
Sterk
B
Zwak

Slide 9 - Quiz


Blijft de klank van -geven- in de verleden tijd hetzelfde?
A
Ja, het is een zwak werkwoord
B
Nee, het is een sterk werkwoord

Slide 10 - Quiz

Sterk of zwak werkwoord?
Sterk werkwoord
Zwak werkwoord
stoppen
hebben
dansen
worden
schrijven
boffen
lopen
zijn
fietsen
lachen

Slide 11 - Drag question

Aan de slag
Je maakt opdracht 1 t/m 4 ( blz. 240-241)

Eerste 5 minuten stil, dan fluisterend samenwerken

Klaar? Lezen

Slide 12 - Slide

Afsluiting van de les
Wat heb ik geleerd?
Wat kan ik vertellen over sterke en zwakke werkwoorden?

Slide 13 - Slide