A pLus 2 unité 1 LU 1

Programme du JOUR  - lundi le 14 février

Objectif: de routinehandelingen kunnen beschrijven. 

1. TB p. 12 exercice  1A ECOUTER activités du quotidien
2. TB p. 12 exercice 1B  + 1C  ECRIRE
3. TB p. 12 exercice 2A ECOUTER - Les fréquences 
4. WB p. 8 exercice 6 

1 / 18
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Programme du JOUR  - lundi le 14 février

Objectif: de routinehandelingen kunnen beschrijven. 

1. TB p. 12 exercice  1A ECOUTER activités du quotidien
2. TB p. 12 exercice 1B  + 1C  ECRIRE
3. TB p. 12 exercice 2A ECOUTER - Les fréquences 
4. WB p. 8 exercice 6 

Slide 1 - Slide

TB p. 8 exercice 6 

sonnerie = bel, ringtoon                   depuis sinds
avant = voor, vroeger
petit-déjeuner = ontbijt
chatter = chatten
pendant = tijdens
vibreur = trillen
toujours = altijd 
amis = vrienden

Slide 2 - Slide

Au quotidien 
In het dagelijks leven

A Plus 2 unité 1 leçon 1 

Slide 3 - Slide

Werkwoorden op -er vervoegen: 
parler --> stam = PARL   (praten)

je parle  PARL+E
tu parles PARL+E
il parle PARL+ E
elle parle PARL + E
nous parlons PARL + ONS
vous parez PALR + EZ
ils parlent, elles parlent  PARL + ENT 

Slide 4 - Slide

Hoe vervoeg je een werkwoord op -er? Schrijf de regel en de uitgangen op

Slide 5 - Open question

Bij het beschrijven van je dagelijkse routines (ton quotidien) gebruik je veel wederkerende werkwoorden, vooral in het Frans:

Se réveiller = wakker worden
se doucher = zich douchen
se laver = zich wassen
se préparer des tartines = voor zichzelf boterhammen klaarmaken. 

Slide 6 - Slide

Wederkerende werkwoorden zijn werkwoorden met  
'se' ervoor (in het Frans) en 'zich' (in het Nederlands). 

Se laver = zich wassen

Je vervoegt ze als de gewone werkwoorden op -er. 

Je zet dan me, te, se, nous, vous, se ervoor. Kijk maar op de volgende pagina. 
 


Slide 7 - Slide

se réveiller [su reeveijee]  WEDERKEREND WW 
 er --> hele werkwoord

je me réveille - ik word wakker/ ik wek me
tu te réveilles - jij wordt wakker
il se réveille - hij wordt wakker 
elle se réveille - zij wordt wakker
nous nous réveillons - wij worden wakker
vous vous réveillons - u wordt wakker, jullie worden ...
ils/elles se réveillent - zij worden wakker

Slide 8 - Slide

Sommige werkwoorden zijn in het wel Frans wederkerend, maar in het Nederlands niet. 

Voorbeelden:
Je me réveille - ik wordt wakker
Je me lave les dents - ik poets (let. was) mijn tanden
Je me lève - ik sta op
Je me couche - ik ga slapen 

Slide 9 - Slide

le matin = de/'s ochtend(s)
l'après-midi = de/'s middag(s)
le soir = de/s' avond(s)
midi = 12 uur 's middags
après = na
avant = voor
Aujourd'hui = vandaag
les tartines = de boterhammen
les chansons = de liedjes
chanter = zingen
mettre = aantrekken 


Slide 10 - Slide

se coucher  = gaan slapen
se laver les dents  = zijn tanden poetsen
dîner = avondeten
s'habiller = zich aankleden
se réveiller = wakker worden
aller au collège = naar school gaan
faire ses devoirs = zijn huiswerk doen
se doucher = zich douchen
déjeuner = lunchen
prendre son petit déjeuner = zijn ontbijt 'nemen'. 
'

Slide 11 - Slide

je me réveille
A
jij wordt wakker
B
ik word wakker
C
hij wordt wakker
D
zij wordt wakker

Slide 12 - Quiz

Ils se couchent
A
jij gaat slapen
B
wij gaan slapen
C
zij gaan slapen (mannelijk)
D
zij gaan slapen (vrouwelijk)

Slide 13 - Quiz

elle déjeune
A
ik eet (avond)
B
zij eet (lunch)
C
hij eet (diner)
D
zij eet (ontbijt)

Slide 14 - Quiz

nous allons au collège
A
zij gaan naar school
B
wij gaan naar school
C
zij gaan naar school (vrouwelijk)
D
zij gaan naar school (mannelijk)

Slide 15 - Quiz

Vous faîtes vos devoirs
A
Jullie doen je huiswerk
B
zij doen hun huiswerk
C
zij hebben geen huiswerk
D
Wij hebben veel huiswerk

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Video

Nakijken WB opdr 1

Maken WB p. 6 opdr. 2,3,4,5

Klaar? 6 
timer
1:00

Slide 18 - Slide