Zijn de volgende zinnen objectief of subjectief?
1. Het meisje komt de winkel binnen en loopt naar de winterjassen.
2. Ze is eindelijk geslaagd voor haar rijexamen!
3. Pietje heeft alweer in zijn broek geplast.
4. Hij staat nu al een uur te wachten op de bus en kijkt van tijd tot tijd op zijn horloge.
5. Zij was erg slordig gekleed.
6. Die lamp is waanzinnig duur!
7. Toen het Joost voor de derde keer niet lukte het stukje in de puzzel te leggen, gooide hij de puzzel op de grond.