Oefenen erfelijkheid

Oefenen erfelijkheid
1 / 15
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Oefenen erfelijkheid

Slide 1 - Slide

Twee ouders zijn heterozygoot voor de bruine oogkleur. Bruine ogen is dominant over blauwe.
Ze krijgen een twee eiige tweeling Guus en Kees.

Guus heeft blauwe ogen. Hoe groot is de kans dat Kees ook blauwe ogen heeft?

Slide 2 - Open question

Je hebt 2 katten, een zwart mannetje en een wit vrouwtje (homozygote). Deze katten krijgen allemaal witte jongen. Wit is het dominante allel. Gebruik de letters a en A

Wat is het genotype van de ouders?


Slide 3 - Open question

Je hebt 2 katten, een zwart mannetje en een wit vrouwtje (homozygote). Deze katten krijgen allemaal witte jongen. Wit is het dominante allel. Gebruik de letters a en A

Zijn deze jonge katjes homozygoot of heterozygoot?


Schrijf je kruisingstabel op in je schrift.

Slide 4 - Open question

Sommige planten zijn niet in staat bladgroen te vormen. Dit zogenaamde albinisme berust op de aanwezigheid van een recessief allel. Bij een tabaksplant die heterozygoot is voor deze eigenschap treedt zelfbestuiving op. Er ontstaan 600 zaden. Na kieming ontstaan hieruit kiemplanten.

Hoeveel van deze kiemplanten zullen naar verwachting albino zijn?
A
0
B
150
C
300
D
600

Slide 5 - Quiz

Een halflangharige cavia heeft een intermediair fenotype. Halflangharige cavia's worden geboren door een kruising tussen een normaalharige cavia en ene langharige cavia. Twee halflangharige cavia's paren met elkaar.

Hoe groot is de kans dat een nakomeling van dit paar halflangharig is?
A
25%
B
50%
C
75%
D
100%

Slide 6 - Quiz

Iemand, die in staat is zijn tong op te rollen is in het bezit van het allel R. Een persoon die zijn tong niet kan oprollen (rr) heeft twee zusters, die dit wel kunnen. Zijn beide ouders kunnen dit ook.

Welke genotypen van de ouders en de zusters zijn dan mogelijk?
A
Ouders RR en Rr, zusters RR en/of Rr
B
Ouders Rr en Rr, zusters alleen RR
C
Ouders RR en Rr, zusters alleen Rr
D
Ouders Rr en Rr, zusters RR en/of Rr

Slide 7 - Quiz

PKU is een erfelijke stofwisselingsziekte. Dit wordt onderzocht met bloed uit een hielprik bij pasgeboren baby's. Wanneer het kind PKU heeft zal het kind een speciaal dieet moeten volgen.

Twee ouders die beide gezond zijn hebben al een kindje met PKU. Hoe groot is de kans dat hun tweede kind ook PKU heeft?
A
0%
B
25%
C
50%
D
75%

Slide 8 - Quiz

Bij fruitvliegjes komen vliegen voor met normale vleugels en met korte vleugels.
Een vlieg met normale vleugels wordt gekruist met een vlieg met korte vleugels. Alle 80 nakomelingen hebben normale vleugels. Deze worden onderling opnieuw gekruist.

Hoeveel procent van deze nakomelingen is heterozygoot?
A
0%
B
25%
C
50%
D
75%

Slide 9 - Quiz

Ik kruis een homozygote blonde cavia met een homozygote (dominant) bruine cavia. Vervolgens wordt de F1 nog een keer met elkaar gekruist.

Noteer de percentages van de genotypen en fenotypen van de F2.

Slide 10 - Open question

De Manx is een staartloze kat. De eigenschap staartloos is het gevolg van een dominant allel. Voor fokkers van dit ras doet zich het volgende probleem voor: homozygoot staartloze jongen zijn niet levensvatbaar. Ze sterven al voor de geboorte.
Een staartloze kater genaamd Kees bevrucht een staartloze poes genaamd Truus.
Hoeveel procent van de nakomelingen van Truus en Kees worden dood geboren? (T1,2p)

Slide 11 - Open question


Het kunnen rollen van je tong is afhankelijk van de aanwezigheid van een dominant gen.
Een zwangere moeder, die haar tong niet kan rollen, krijgt een kind met een vader die dit wel kan. Deze vader is heterozygoot voor deze eigenschap.

Hoe groot is de kans dat hun kind later kan tongrollen?
Maak een kruisingsschema op een kladblaadje
A
25%
B
50%
C
75%
D
100%

Slide 12 - Quiz


Uit welke stamboom kun je afleiden dat de rode kleur bij een bloem een dominante eigenschap is?
A
B
C
D

Slide 13 - Quiz



De ziekte van Huntington is een erfelijke aandoening
die bepaalde delen van de hersenen aantast. Hiernaast is
van twee verschillende personen een chromosomenpaar
afgebeeld. De genen die bepalen of iemand de ziekte wel
of niet heeft, zijn aangegeven met letters.
Is het gen voor de ziekte dominant of recessief?
A
Het gen is dominant
B
Het gen is recessief
C
Dit is niet uit de gegevens op te maken

Slide 14 - Quiz



Hiernaast zie je een deel van de stamboom van de familie van Lenthe.
Is de aandoening van Lenthe een recessieve of een dominante aandoening
Of kun je dat met behulp van deze stamboom niet bepalen?

A
recessieve aandoening
B
dominante aandoening

Slide 15 - Quiz