deze, die, dat, dit, zulk(e), zo'n, dergelijk(e)
'Een aanwijzend voornaamwoord kan voor een zelfstandig naamwoord staan, maar het kan ook alleen staan.'
Heb jij ook de berichten die Jan stuurde ontvangen?
> staat achter het zelfstandig naamwoord
(die is betr. vnw: leer je nog!)