Les 04-1-2021, 6.22 t/m 6,28

Planning voor de les:
5 minuten: binnenkomst, huiswerk controle en welkom!
4 minuten: voorkennis testen
1 minuut: leerdoelen en huiswerk
20 minuten: uitleg 
5 minuten: leerdoelen testen
25 minuten: aan het werk!

1 / 17
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Planning voor de les:
5 minuten: binnenkomst, huiswerk controle en welkom!
4 minuten: voorkennis testen
1 minuut: leerdoelen en huiswerk
20 minuten: uitleg 
5 minuten: leerdoelen testen
25 minuten: aan het werk!

Slide 1 - Slide

OP een krappe arbeidsmarkt is er meer/minder werkloosheid dan op een ruime arbeidsmarkt.
A
Meer
B
Minder

Slide 2 - Quiz

De arbeidsmarkt is een ...
A
abstracte markt
B
concrete markt

Slide 3 - Quiz

Wanneer is de arbeidsmarkt krap?
Stijgt of daalt het loon dan?
A
Vraag is groter dan aanbod; loon daalt.
B
Vraag is kleiner dan aanbod; loon daalt.
C
Vraag is groter dan aanbod; loon stijgt.
D
Vraag is kleiner dan aanbod; loon stijgt.

Slide 4 - Quiz

De werkgelegenheid bestaat uit:
A
Werkende zelfstandigen, werkenden en vacatures
B
Werkende zelfstandigen en werkenden.
C
Werkenden en vacatures.
D
Werkenden.

Slide 5 - Quiz

Leerdoelen:
1. Je begrijpt wat arbeidsproductiviteit is.
2. Je kan de arbeidsproductiviteit berekenen.
3. Je kent de aspecten van flexwerk.
HUISWERK: Opdrachten 6.22 t/m 6.28

Slide 6 - Slide

   loon omhoog naar €25?
vraag naar arbeid neemt af (23) want bedrijf vindt het te duur
aanbod van arbeid neemt toe (60) want arbeider vindt dat een beter loon!
gevolg: werkloosheid!
 60-23=37 --> 37.000

Slide 7 - Slide

ARBEIDSPRODUCTIVITEIT=

productie(waarde) per persoon in een bepaalde periode

voor het hele land bereken je de arbeidsproductiviteit door:
                              productiewaarde 
                              werkgelegenheid

Slide 8 - Slide

 Hoe kan je de arbeidsproductiviteit laten stijgen (=meer produceren per arbeider per periode)???:

  • beter opgeleide arbeiders (factor Arbeid)
  • betere/ modernere/ snellere machines (factor Kapitaal)
  • betere arbeidsverdeling (iedere arbeider gaat een (deel-)taak doen waar die in is gespecialiseerd)
  • hoger loon (of een bonus) bij een bepaalde prestatie/ productie


Slide 9 - Slide

 Waarom wil je de arbeidsproductiviteit laten stijgen??


Je produceert dan met hetzelfde aantal arbeiders meer producten = meer producten terwijl je hetzelde kwijt bent aan loon voor arbeiders!! = per product minder loonkosten!! = een lagere kostprijs. Je zou dus de verkoopprijs van het product ook wat kunnen verlagen en zo meer kunnen verkopen!! (denk ook aan onze internationale handel!!--> export)

Slide 10 - Slide

FLEXWERK
Flexwerk= Werk waarbij je geen "vast contract" (vast aantal uren). En dus minder zekerheid van werk en inkomen!
Bijvoorbeeld:
  • vast contract zonder vast aantal uren
  • tijdelijke contracten
  • werk via uitzendbureau
  • oproep- en invalkrachten
  • zzp-er

Slide 11 - Slide

Dat was de uitleg voor hoofdstuk 6

Slide 12 - Slide

Hoe worden mensen met een tijdelijk arbeidscontract ook wel genoemd?
A
flexwerkers
B
jaarwerkers
C
klokwerkers
D
nul urencontract

Slide 13 - Quiz

Hoe zou de arbeidsproductiviteit verhoogd kunnen worden?

Slide 14 - Open question

De jaarlijkse productie van Iphones bedraagt 56 miljoen iPhones. Er zijn 2.000 werknemers in dienst. Wat is de arbeidsproductiviteit?

Slide 15 - Open question

Uitwerking
Arbeidsproductiviteit = productie(waarde) / werkgelegenheid

Arbeidsproductiviteit = 56 miljoen iPhones / 2000 werknemers

Arbeidsproductiviteit = 28.000 iPhones per werknemer.

Slide 16 - Slide

Aan de slag!
Wat? Opdrachten 6.22 t/m 6.28
Hoe? In je werkboek.
Hulp? De docent (tijdens de les), je laptop en je medestudent.
Tijd? Tot de timer op 0 staat of de opdrachten af zijn
Uitkomst? Je hebt geoefend met de leerstof.
Klaar? Ga verder met een ander vak of ga verder met economie.

timer
25:00

Slide 17 - Slide