Hoofdstuk 8 herhalen

Hoe zou je geluid omschrijven?
1 / 38
next
Slide 1: Open question
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Hoe zou je geluid omschrijven?

Slide 1 - Open question

Slide 2 - Slide

Wat is geen tussenstof?
A
lucht
B
water
C
vacuüm
D
staal

Slide 3 - Quiz

Slide 4 - Slide

Voorbeeldopgave
Het onweert in de verte. Fatima ziet een bliksemflits. Acht seconden later hoort ze het geluid van het onweer.
Bereken hoe ver het onweer van Fatima verwijderd is. Geef je antwoord in kilometers.

Slide 5 - Slide

Beton
Staal
4300 m/s
5100 m/s

Slide 6 - Drag question

Hoe groot is de geluidssnelheid in lucht?
A
259 m/s
B
1 m/s
C
5100 m/s
D
343 m/s

Slide 7 - Quiz

Bereken de afstand tot een onweersbui in kilometers.
Als er 27 seconden zit tussen de flits en de donder. De geluidssnelheid door lucht van is 343 m/s.
A
9261 m
B
9,2 m
C
154 m
D
0,15 m

Slide 8 - Quiz

Je staat bij een echoput op een koude dag. Je schreeuwt in de echoput en hoort iets later je echo. Je gaat de diepte van de put onderzoeken. Je meet de tijd die het geluid er over doet om bij je terug te komen. Dit blijkt 0,4828 s te zijn.
Bereken de diepte van de put. Neem de geluidssnelheid door lucht van 343 m/s.
A
83 m
B
8,3 m
C
166 m
D
16,6 m

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Slide

Paragraaf 8.2 Toonhoogte en frequentie

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide


De frequentie is ...
A
5 Hz
B
0,2 Hz
C
209 Hz
D
500 Hz

Slide 21 - Quiz

Wat is frequentie ?
A
Aantal trillingen per seconde
B
Tijd van een trilling

Slide 22 - Quiz

Wat is het symbool voor trillingstijd?
A
F
B
T
C
U
D
V

Slide 23 - Quiz


Wat is de
trillingstijd T?
A
0,2 s
B
5 s
C
0,02 s
D
0,5 s

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

hoge frequentie
lage frequentie
meer decibel
minder decibel

Slide 27 - Drag question

Geluidssterkte wordt uitgedrukt in ....?
A
Snelheid (m/s)
B
Frequentie (Hz)
C
Decibel (dB)
D
Afstand (m)

Slide 28 - Quiz

Hoe meet je de geluidssterkte?
A
Geluidsmeter
B
Frequentiemeter
C
Decibelmeter
D
Oscilloscoop

Slide 29 - Quiz

1 grasmaaier heeft een geluidssterkte van 80 decibel

Wat is dan de geluidssterkte van 4 grasmaaiers?
A
84 decibel
B
86 decibel
C
160 decibel
D
320 decibel

Slide 30 - Quiz

Paragraaf 8.4

Slide 31 - Slide

Maatregelen tegen geluidshinder







Hoofdstuk 8 . Geluid
§8.4 geluidsoverlast bestrijden

Slide 32 - Slide

Geluidsoverlast bestrijden:
  • bij de bron

  • tussen bron en ontvanger

  • bij de ontvanger


Slide 33 - Slide

Bij welke geluidssterkte moet je altijd gehoorbeschermers dragen?
A
20 dB
B
50 dB
C
80 dB
D
120 dB

Slide 34 - Quiz

Stelling 1: Een geluidsscherm absorbeert geluid en een aarden geluidswal weerkaatst geluid.
Stelling 2: Vanaf 80 dB is er kans op gehoorschade.
A
Beide stellingen zijn juist
B
Alleen stelling 1 is juist
C
Alleen stelling 2 is juist
D
Beide stellingen zijn onjuist

Slide 35 - Quiz

Wat is de beste plek voor een geluidswal?
A
Bij de ontvanger
B
Bij de bron
C
Tussen de bron en de ontvanger
D
Achter de ontvanger en de bron

Slide 36 - Quiz

Welke paragraaf vind jij nog het lastigste en ga je nu mee aan de slag?
Paragraaf 8.1
Paragraaf 8.2
Paragraaf 8.3
Paragraaf 8.4

Slide 37 - Poll

Aan de slag!
- Samenvattingen maken
- Opdrachten extra oefenen
- Test jezelf in de digitale methode oefenen.

Slide 38 - Slide