2 kader EC 2.1 deel 2


Nakijken huiswerk
Uitleg
Zelfstandig werken

1 / 15
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson


Nakijken huiswerk
Uitleg
Zelfstandig werken

Slide 1 - Slide

This item has no instructions


Begrippen 2.1 kennen.

Weten hoe je moet omrekenen van week naar maand en van maand naar week.




Slide 2 - Slide

This item has no instructions

1 t/m 8 van 2.1

Slide 3 - Slide

Directe en indirecte ruil nog uitleggen.
Hoofdstuk 2
Hoe ga je met geld om?


2.1  Jouw inkomsten en uitgaven

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Rekenen met tijd
  • Hoeveel uren heeft een dag?
  • Hoeveel dagen heeft een week?
  • Hoeveel maanden heeft een jaar?
  • Hoeveel kwartalen heeft een jaar?
  • Hoeveel maanden heeft een kwartaal?
  • Hoeveel dagen heeft een maand?
  • Hoeveel weken heeft een maand?

Slide 5 - Slide

De vragen worden één voor één getoond.
De eerste 5 zijn altijd gelijk. De laatste 2 zijn niet zo gemakkelijk te beantwoorden.
Omrekenen van week naar maand






Altijd via het jaarbedrag.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Omrekenen van week naar maand
Je krijgt 3 euro zakgeld per week. 
Hoeveel is dat per maand?




Of: € 3 x 52 = € 152 : 12 = € 13


Slide 7 - Slide

Een maand is niet gelijk aan 4 weken, dus € 3 x 4 = € 12 is fout.
Omrekenen van maand naar week






Altijd via het jaarbedrag.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Omrekenen van maand naar week
Je abonnement kost € 19,50 per maand.
Hoeveel is dat per week?




Of: € 19,50 x 12 = € 234 : 12 = € 4,50


Slide 9 - Slide

Een maand is niet gelijk aan 4 weken, dus € 20 : 4 = € 5 is fout.
Begroting

Een begroting is een overzicht van je verwachte inkomsten en uitgaven voor de komende periode.

Door vooraf een begroting te maken, kun je geldproblemen voorkomen.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Begroting
Schrijf eerst op welke inkomsten je gaat krijgen.
Schrijf daarna op waar je allemaal geld aan gaat uitgeven.
  • Als je geld overhoudt, kun je bedenken waar je nog meer geld aan wilt uitgeven (of je spaart wat je over hebt).
  • Als je geld tekort komt, bedenk je wat je in elk geval moet betalen. Daarna moet je kiezen waar je minder of geen geld aan gaat uitgeven.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Slide 12 - Video

Filmpje Geldlessen om schulden te voorkomen.  5:51   Over jongeren die in geldproblemen komen.
9 t/m 17 van 2.1

Slide 13 - Slide

This item has no instructions


Begrippen 2.1 kennen.

Weten hoe je moet omrekenen van week naar maand en van maand naar week.




Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Noem één ding dat je deze les hebt geleerd.
Stel één vraag over iets wat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions