H3 §2.4 reactievergelijkingen

§2.4 Reactievergelijkingen
1 / 14
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

§2.4 Reactievergelijkingen

Slide 1 - Slide

Deze les
  • Uitleg §2.4  
  • Aan de slag met opgaven uit het boek

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
  • Je leert hoe je van een moleculaire stof een systematische naam kunt opstellen; 
  • Je leert dat de tweede atoomsoort in een verbinding de uitgang “ide” krijgt;
  • Je leert te beschrijven wat een coëfficiënt weergeeft;
  • Je leert hoe je een reactievergelijking kloppend kunt maken volgens een vast stappenplan.

Slide 3 - Slide

Molecuulformules
  • Atomen combineren: molecuul
  • Atoomsymbolen kun je gebruiken om de samenstelling van een molecuul op te schrijven
  • Index gebruiken om aantallen aan te geven:
H2O
CO2

Slide 4 - Slide

Molecuulformules
5 H2O
Coëfficiënt
index
Coëfficiënt: geeft het aantal moleculen weer. Komt voor het molecuul waar het over gaat.  

Slide 5 - Slide

Naamgeving van moleculen
KBr        Kaliumbromide
CO2       Koolstofdioxide
CaCl2   Calciumdichoride
SO3       Zwaveltrioxide

Slide 6 - Slide

Geef de juiste naam voor:
A
fosforoxide
B
difosfortetraoxide
C
fosforpentaoxide
D
difosforpentaoxide

Slide 7 - Quiz

Opstellen van  reactievergelijking 
Bij de volledige verbranding van methaan ontstaat koolstofdioxide en water.

1) Stel een reactieschema op, geef ook de fases weer


2) Vertaal de namen naar molecuulformules


3) Maak de vergelijking kloppend 

Slide 8 - Slide

Opstellen van een reactievergelijking
De reactievergelijking geeft de chemische reactie in formules met de verhoudingen waarin de stoffen met elkaar reageren.


De beginstoffen (voor de pijl) bevatten van ieder atoomsoort evenveel atomen als er aanwezig zijn na de pijl.


Je moet de reactie dus kloppend maken.

Slide 9 - Slide

Regels kloppend maken
  • Voor en na de pijl moeten van elke atoomsoort evenveel atomen zijn 
  • Aan de moleculen zelf mag je niets veranderen (de index verandert niet) 
  • Als je op een half getal uitkomt voor de moleculen, doe je alle getallen (coefficienten) keer 2 
  • De coëfficiënten moeten de kleinst mogelijke hele getallen zijn. 

Slide 10 - Slide

Bij de ontleding van water ontstaan zuurstof en waterstofgas. Geef het reactieschema in woorden (met fase)

Slide 11 - Open question

Bij de ontleding van water ontstaan zuurstof en waterstofgas. Vervang de woorden in het reactieschema door de juiste formules.

Slide 12 - Open question

De kloppende reactievergelijking van de ontleding van water in zuurstof en waterstofgas moet zijn:
A
H2O2(l)>O2(g)+H2(g)
B
H2O(l)>O(g)+H2(g)
C
2H2O(l)>O2(g)+2H2(g)
D
H2O(l)>O(g)+2H(g)

Slide 13 - Quiz

Verder oefenen
Opdracht: Maken t/m opdracht 49

Slide 14 - Slide