les 4

het bijvoeglijk naamwoord
1 / 16
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 4

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

het bijvoeglijk naamwoord

Slide 1 - Slide

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?

Robin is een lieve jongen.
A
Robin
B
is
C
lieve
D
jongen

Slide 2 - Quiz

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?

Sander draagt de zware rugzak.
A
Sander
B
draagt
C
de
D
zware

Slide 3 - Quiz

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?

Mama schrijft een mooie brief.
A
schrijft
B
een
C
mooie
D
brief

Slide 4 - Quiz

Wat is de goede zin?

gele. het. zand
A
het zand gele
B
het gele zand.
C
zand het gele

Slide 5 - Quiz

Wat is de goede zin?

zee. koele. de
A
De koele zee
B
de zee koele
C
koele de zee

Slide 6 - Quiz

Maak een goede zin met de woorden.
de. lucht. blauwe

Slide 7 - Open question

Maak een goede zin met de woorden.
mooie. dag. een

Slide 8 - Open question

Wat is het zelfstandig naamwoord?

Het groene wier.
A
het
B
groene
C
wier

Slide 9 - Quiz

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?

Het groene wier.
A
het
B
groene
C
wier

Slide 10 - Quiz

Wat is het zelfstandig naamwoord?

Het gekke meisje
A
het
B
gekke
C
meisje

Slide 11 - Quiz

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?

Het gekke meisje
A
het
B
gekke
C
meisje

Slide 12 - Quiz

Wat is het zelfstandig naamwoord?

De harde wind

Slide 13 - Open question

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?

De harde wind.

Slide 14 - Open question

Wat is het zelfstandig naamwoord?

De grote bril

Slide 15 - Open question

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?

De grote bril

Slide 16 - Open question