Bijvoeglijk naamwoord

Nederlands
Planning les
  1. Woorden van de les
  2. Terugblik
  3. Lesdoel 
  4. Uitleg en oefening
  5. Zelfstandig werken
  6. Afsluiting





1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1,2

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Nederlands
Planning les
  1. Woorden van de les
  2. Terugblik
  3. Lesdoel 
  4. Uitleg en oefening
  5. Zelfstandig werken
  6. Afsluiting





Slide 1 - Slide

Woorden van de les
voornamelijk
aanrichten
de formule
waardevol
ontspannen
waarschijnlijk

Slide 2 - Slide

Drillsters les 37
Pak je ipad erbij!
timer
10:00

Slide 3 - Slide

Terugblik!

Slide 4 - Slide

Lesdoel vandaag
Ik leer het bijvoeglijk naamwoord herkennen en kan deze vinden in een zin!



Pak je laptop voor je en open Lessonup!


Slide 5 - Slide

bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.

Je weet door een bijvoeglijk naamwoord meer over het zelfstandig naamwoord.


Slide 6 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord in een zin
  1. Die blonde jongen heeft opgelet.
  2. De Nederlandse taal heeft veel regels.
  3. Het grote feest vond plaats in de kantine.
  4. Zone college is de leukste school van de hele omgeving.


Slide 7 - Slide

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?

Die kletsende jongen krijgt niets mee van de les.
A
Die
B
kletsende
C
krijgt
D
les

Slide 8 - Quiz

Wat is het bijvoeglijk naamwoord in de volgende zin?

Het witte papier is niet bedoeld om vliegtuigjes van te vouwen.

Slide 9 - Open question

Samen maken!
Opdracht 1 t/m 3
Pak je boek erbij!

Slide 10 - Slide

Aan de slag

Je maakt stil en zelfstandig de opdrachten in je werkboek.
Ben je daarmee klaar? 
Ga dan verder met de drillsters!
timer
30:00

Slide 11 - Slide

Antwoorden bespreken
1. Vader riep de stoute kinderen bij zich.
2. Daan draagt een polyester regenjas.
3. Dat vuile hemdje moet nodig in de was.
4. De vlinders vliegen van de groene blaadjes naar de hoge bloemen.
5. Er staat een harde wind.
6. Claire heeft een mooie bloem gevouwen.
7. Ik wil een rode bal, zoals Marieke.
8. De gorilla eet een grote banaan.
9. In de kartonnen doos zitten lange spijkers.
10. In de kooi zit een tamme parkiet.

Slide 12 - Slide

Antwoorden bespreken
11. Mark geeft de geitjes een oude boterham.
12. Onze poes slaapt graag in de brede vensterbank.
13. De slager snijdt het verse vlees in stukjes.
14. Op mijn bril zit een vieze vlek.
15. Onder de bank lag een gele knikker.
16. Er liggen erg zieke mensen in het ziekenhuis.
17. De stoffen sloffen staan in de gang.
18. De kinderen moeten een spannend verhaal lezen.
19. De schone was hangt aan de rode waslijn.
20. Dit is de makkelijkste zin.

Slide 13 - Slide

Afsluiting
Wat hebben we geleerd?

Ik vond het een goede les!

Slide 14 - Slide