Je gebruikt een bijvoeglijk naamwoord om iets te zeggen over een
zelfstandig naamwoord (actie, persoon, dier, gebeurtenis); Dit staat vaak voor een zelfstandig naamwoord.
1. The amazing performance was great because of the cheerful artist.
2. The hungry animal devoured the innocent prey.
3. The enthusiastic mayor revealed the finished statue.
*hint. Het bijvoegelijk naamwoord staat bijna altijd voor een zelfst. naamw.