Dag 3 - Thema 10

Woorden
Thema 10:  Regels en Straf
1 / 14
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Woorden
Thema 10:  Regels en Straf

Slide 1 - Slide

een paar
  • twee mensen, dieren of dingen die bij elkaar horen. 
  • Zin: Ik heb vier paar sokken gekocht. 
13

Slide 2 - Slide

eens
  • op een bepaald moment in het verleden of in de toekomst
  • Zin: Eens per jaar bezoek ik mijn tante. 
14

Slide 3 - Slide

eigenlijk
  • zoals het echt is
  • Zin: Eigenlijk is ze liever thuis. 
  • Zin: Gaat het eigenlijk wel goed met jou? 
15

Slide 4 - Slide

extra 
  • meer dan normaal
  • Zin: Ik wil graag extra melk in de koffie. 
16

Slide 5 - Slide

geen
  • niet één, niet
  • Zin: Er hoeft geen zout op het eten. 
17

Slide 6 - Slide

goedmaken (ww)
  • zorgen dat iets wat fout is gegaan weer goed wordt. 
  • werkwoord 
  • ik maak goed - wij maken goed
  • Zin: De vrienden hadden ruzie, maar ze hebben het weer goedgemaakt
18

Slide 7 - Slide

Waar zie je een paar?
13
A
B
C
D

Slide 8 - Quiz

Maak een zin met het woord:
eens
14

Slide 9 - Open question

Met het woord 'eigenlijk' bedoelen we:
15
A
niet echt
B
maar
C
zoals het echt is
D
eigen

Slide 10 - Quiz

Als je iets extra krijgt dan
16
A
krijg je niets
B
krijg je meer dan normaal
C
krijg je minder dan normaal

Slide 11 - Quiz

Maak een zin met het woord:
geen
17

Slide 12 - Open question

Wat bedoelen wij met het woord 'goedmaken'?
18
A
je excuses aanbieden
B
zeggen dat iets fout is
C
zorgen dat iets dat fout is gegaan weer goed komt
D
boos worden op iemand

Slide 13 - Quiz

De jongen en het meisje hebben ruzie, zij moeten het weer ..........
18
A
leren
B
over doen
C
regelen
D
goedmaken

Slide 14 - Quiz